Het Boek

1 Kronieken 2:3-20 Het Boek (HTB)

3. Juda kreeg drie zonen bij Bath-Sua, een meisje uit Kanaän: Er, Onan en Sela. Zijn oudste zoon Er was echter zo goddeloos dat de Here hem doodde.

4. Toen werden Ers weduwe Tamar en haar schoonvader Juda ouders van de tweeling Peres en Zerach. Zo had Juda in totaal vijf zonen.

5. De zonen van Peres waren Hezron en Hamul.

6. De vijf zonen van Zerach waren Zimri, Ethan, Heman, Kalkol en Dara.

7. Achar, de zoon van Karmi, was de man die zich toeëigende wat van de Here was en daardoor zijn volksgenoten grote moeilijkheden bezorgde.

8. Ethan had slechts één zoon, Azarja.

9. De zonen van Hezron waren Jerachmeël, Ram en Kelubai.

10. Ram was de vader van Amminadab en Amminadab was de vader van Nachson, een leider van Israël.

11. Nachson was de vader van Salma en Salma was de vader van Boaz.

12. Boaz was de vader van Obed en Obed was op zijn beurt de vader van Isaï.

13. Isaï's eerste zoon was Eliab, zijn tweede zoon was Abinadab, zijn derde Simea,

14. zijn vierde Netanel, zijn vijfde Raddai,

15. zijn zesde Ozem en zijn zevende zoon was David.

16. Hun zusters waren Zeruja en Abigaïl. Zeruja's drie zonen waren Abisaï, Joab en Asaël.

17. Abigaïl was getrouwd met een zekere Jether uit het geslacht van Ismaël, haar zoon was Amasa.

18. Hezrons zoon Kaleb had twee vrouwen, Azuba en Jerioth. Dit waren hun zonen: Jeser, Sobab en Ardon.

19. Na de dood van Azuba trouwde Kaleb met Efrat en bij haar kreeg hij een zoon, die zij Hur noemden.

20. Hurs zoon was Uri en Uri's zoon was Besaleël.