Het Boek

1 Kronieken 2:16-33 Het Boek (HTB)

16. Hun zusters waren Zeruja en Abigaïl. Zeruja's drie zonen waren Abisaï, Joab en Asaël.

17. Abigaïl was getrouwd met een zekere Jether uit het geslacht van Ismaël, haar zoon was Amasa.

18. Hezrons zoon Kaleb had twee vrouwen, Azuba en Jerioth. Dit waren hun zonen: Jeser, Sobab en Ardon.

19. Na de dood van Azuba trouwde Kaleb met Efrat en bij haar kreeg hij een zoon, die zij Hur noemden.

20. Hurs zoon was Uri en Uri's zoon was Besaleël.

21. Hezron trouwde toen hij zestig jaar was met Machirs dochter en zij bracht een zoon ter wereld: Segub. Machir was tevens de vader van Gilead.

22. Segub was de vader van Jaïr, die drieëntwintig steden in het gebied Gilead in bezit had.

23. Maar Gesur en Aram namen hem die steden af, evenals Kenat met de zestig omliggende dorpen.

24. Kort na de dood van Hezron, in Kaleb-Efrata, baarde zijn vrouw Abia Ashur, de vader van Tekoa.

25. Dit waren de zonen van Jerachmeël, de oudste zoon van Hezron: Ram, de oudste, Buna, Oren, Ozem en Ahia.

26. Jerachmeëls tweede vrouw Atara was de moeder van Onam.

27. De zonen van Ram waren Maäz, Jamin en Eker.

28. Onams zonen waren Sammai en Jada. Sammai 's zonen waren Nadab en Abisur.

29. De zonen van Abisur en zijn vrouw Abihaïl waren Achban en Molid.

30. Nadabs zonen waren Seled en Appaïm. Seled stierf kinderloos,

31. maar Appaïm had een zoon, Jiseï genaamd. Jiseï's zoon heette Sesan en Sesans zoon was Achlai.

32. Sammai's broer Jada had twee zonen, Jether en Jonathan. Jether stierf kinderloos,

33. maar Jonathan had twee zonen, Pelet en Zaza.