Het Boek

1 Kronieken 12:21-37 Het Boek (HTB)

21. Het waren moedige en ervaren strijders en zij stonden David ook terzijde, toen hij bij Ziklag de strijd aanbond met de binnenvallende troepen van Amalek.

22. Elke dag sloten zich meer mannen bij David aan, tot hij een groot leger onder zich had: een leger in dienst van God.

23. Hier volgt een opsomming van de mannen die zich in Hebron bij David voegden. Zij wilden allemaal dat David koning zou worden in plaats van Saul, precies zoals de Here had voorzegd.

24. Uit Juda kwamen achtenzestighonderd mannen, gewapend met schilden en speren.

25. Van de stam van Simeon kwamen eenenzeventighonderd ervaren strijders.

26. Van de Levieten zesenveertighonderd.

27. Van de priesters—de nakomelingen van Aäron—kwamen zevenendertighonderd manschappen, onder leiding van Jehojada.

28. Ook Zadok kwam, een jongeman met veel moed, samen met tweeëntwintig familieleden, allemaal officieren.

29. Van Sauls eigen stam Benjamin kwamen drieduizend mannen. Het grootste gedeelte van die stam was tot dan toe trouw gebleven aan Saul.

30. Van de stam van Efraïm meldden zich twintigduizend achthonderd uitstekende manschappen. Ieder van hen genoot een voortreffelijke reputatie in zijn eigen familie.

31. Van de stam van Manasse werden achttienduizend mannen gestuurd om ervoor te zorgen dat David koning werd.

32. Van de stam van Issachar kwamen tweehonderd stamleiders met hun familieleden. Deze mannen begrepen de tekenen van de tijd en hadden een goed inzicht in de koers die Israël in de toekomst moest volgen.

33. Van de stam van Zebulon kwamen vijftigduizend goed getrainde mannen, zij waren uitstekend bewapend en volkomen trouw aan David.

34. Van de stam van Naftali kwamen duizend officieren en zevenendertigduizend manschappen, uitgerust met schilden en speren.

35. Van de stam van Dan kwamen achtentwintigduizend zeshonderd manschappen, allemaal klaar om zich in de strijd te werpen.

36. Van de stam van Aser kwamen veertigduizend geoefende en gevechtsklare mannen.

37. Vanaf de overkant van de Jordaan—waar de stammen van Gad, Ruben en Manasse woonden—kwamen honderdtwintigduizend manschappen, uitgerust met alle soorten wapens.