Het Boek

1 Kronieken 11:14-24-25 Het Boek (HTB)

14. Hij hield echter stand, midden op de akker, heroverde hem en doodde de Filistijnen. De Here schonk door hem een grote overwinning.

15. Een andere keer zochten drie van de dertig aanvoerders David op in de grot van Adullam, waar hij zich verborgen hield. De Filistijnen hadden hun kamp opgeslagen in het dal van Refaïm.

16. David bevond zich op dat moment in de vesting, een legergroep van de Filistijnen had inmiddels Bethlehem ingenomen.

17. David hunkerde ernaar iets te drinken uit de put in Bethlehem, die daar vlakbij de poort lag. En toen hij dat tegen zijn mannen zei,

18-19. braken deze drie door de Filistijnse linies, haalden wat water uit de bron en brachten dat naar David. Maar hij wilde het niet opdrinken! In plaats daarvan goot hij het uit als een offer aan de Here en zei: ‘God moge mij iets aandoen, als ik dit opdrink. Dit is het bloed van de mannen die hun levens waagden om het te halen!’

20. Joabs broer Abisaï was de aanvoerder van de groep van dertig. Hij had zijn plaats onder hen verworven door ook ooit driehonderd mannen te doden met zijn speer.

21. Hij was de leider en beroemdste man van de dertig, maar bereikte niet het peil van de eerstgenoemde drie.

22. Benaja, wiens vader Jojada was, een vermaard strijder uit Kabzeël, doodde de twee beroemde reuzen uit Moab. Tevens doodde hij eens helemaal alleen een leeuw. Dat was op zichzelf nog niet zo bijzonder, maar wel dat hij dat deed in een glibberige modderkuil, terwijl er een laag sneeuw lag.

23. Ook doodde hij eens een Egyptenaar van ruim twee meter, wiens speer zo dik was als de boom van een weefgetouw. Benaja ging op hem af, alleen gewapend met een stok, trok de speer uit zijn handen en doodde hem toen met zijn eigen wapen.

24-25. Deze Benaja was bijna net zo beroemd als de drie grote helden en had onder de groep van dertig een grote reputatie. David benoemde hem tot hoofd van zijn lijfwacht.