Het Boek

1 Korinthiërs 4:7-15 Het Boek (HTB)

7. Wat maakt u beter dan een ander? U heeft toch niets van uzelf? Alles wat u hebt, hebt u gekregen. Waar beroemt u zich dan op?

8. U schijnt te denken dat u geestelijk al verzadigd bent. Als rijke koningen zit u op uw troon. Ja, was u maar koningen! Dan zouden wij samen met u regeren.

9. Soms denk ik wel eens dat God ons, apostelen, de laagste plaats heeft toegewezen, als gevangenen die de dood in de armen lopen. Want in de arena van de wereld zijn wij een schouwspel geworden voor engelen en mensen. Wat een tegenstelling tussen u en ons!

10. Wij zijn dwaas ter wille van Christus, maar u bent verstandige gelovigen. Wij zijn zwak, maar u bent sterk. U staat hoog in aanzien, maar wij worden veracht.

11. Tot op dit moment lijden wij honger en dorst, wij hebben nauwelijks kleding en worden mishandeld. Wij hebben nergens een thuis

12. en doen zwaar werk met onze handen. De mensen die ons uitschelden, wensen wij het beste toe, vervolging verdragen wij geduldig,

13. wij blijven vriendelijk als over ons wordt geroddeld. Wij zijn het afval van de wereld geworden, het uitschot. En daar lijkt geen verandering in te komen.

14. Mijn beste vrienden, ik schrijf dit niet om u een gevoel van schaamte te geven, maar om u terecht te wijzen.

15. Want al zijn er duizenden die u in Christus verder opvoeden, u hebt niet veel vaders. Ik ben uw geestelijke vader. Ik heb u het leven met Jezus Christus binnengeleid.