Het Boek

1 Korinthiërs 15:30-43 Het Boek (HTB)

30. En waarom zouden wij dan nog één uur langer willens en wetens gevaar lopen?

31. Ikzelf sta elke dag oog in oog met de dood, vrienden. Dit zeg ik omdat ik er trots op ben dat u bij onze Here Jezus Christus hoort.

32. In Efeze heb ik bij wijze van spreken met de wilde beesten gevochten, op leven en dood. Menselijk bekeken, was dat zinloos. Als het waar is dat er geen doden weer levend worden gemaakt, laten we dan, zoals er geschreven staat: ‘eten, drinken en vrolijk zijn, want morgen sterven wij misschien.’

33. Maar laat u niets wijsmaken. Slechte vrienden bederven goede zeden.

34. Word nuchter en houd op met zondigen. Tot uw beschaming moet ik zeggen: sommigen van u hebben geen kennis van God.

35. Ik hoor al iemand vragen: ‘Hoe worden de doden dan weer levend gemaakt? En wat voor lichaam hebben zij dan?’

36. Wat een domme vraag! Wat u zaait, komt pas tot leven als het doodgaat.

37. U zaait niet een volgroeide plant, maar een kale graankorrel of iets anders.

38. God laat er de juiste plant uitkomen. Uit het ene zaad komt deze plant en uit het andere zaad die plant.

39. Elk vlees is niet gelijk, er is verschil tussen het vlees van mensen, vee, vogels en vissen.

40. Er zijn hemelse en aardse wezens, en de schoonheid van de hemelse is anders dan die van de aardse.

41. Zon, maan en sterren hebben een verschillende helderheid, en ook de sterren onderling verschillen in lichtsterkte.

42. Zo is het ook bij het levend worden van de doden. Iets vergankelijks wordt gezaaid, en iets onvergankelijks wordt tot leven geroepen.

43. Wat in de aarde wordt gelegd, is het aanzien niet waard. Maar wat levend wordt gemaakt, is schitterend. Wat in de aarde wordt gelegd, is tot niets in staat. Maar wat levend wordt gemaakt, heeft grote kracht.