Het Boek

1 Koningen 2:30-44 Het Boek (HTB)

30. Benaja liep het heiligdom in en zei tegen Joab: ‘De koning beveelt u naar buiten te komen!’ ‘Nee,’ zei hij, ‘ik zal hier sterven.’ Daarop ging Benaja terug naar de koning om verdere instructies te vragen.

31. ‘Doe wat hij zegt,’ luidde het antwoord van de koning. ‘Dood hem bij het altaar en begraaf hem daarna. Dan zal de schuld van zijn meedogenloze moorden zijn weggenomen van mij en mijn vaders familie.

32. Zo zal de Here hem zijn verdiende loon geven voor de moord op twee mannen die beter waren dan hij. Want mijn vader was niet op de hoogte van de dood van opperbevelhebber Abner van het leger van Israël en van opperbevelhebber Amasa van het leger van Juda.

33. Mogen Joab en zijn nakomelingen voor eeuwig schuldig zijn aan deze moorden en moge de Here David en zijn nakomelingen onschuldig verklaren aan hun dood.’

34. Benaja ging terug naar het heiligdom en doodde Joab, zijn lichaam werd begraven naast zijn huis in de woestijn.

35. De koning benoemde Benaja in Joabs plaats tot opperbevelhebber en Zadok tot priester in de plaats van Abjathar.

36-37. Korte tijd later liet de koning Simi bij zich komen en zei tegen hem: ‘Bouw hier in Jeruzalem een huis en zet geen stap buiten de stad, want dat zou uw dood betekenen. Op het moment dat u de beek de Kidron oversteekt, is uw doodvonnis een feit, dan zal het uw eigen schuld zijn.’

38. ‘Goed,’ antwoordde Simi, ‘wat u zegt is goed en ik zal daarnaar handelen.’Zo bleef hij lange tijd in Jeruzalem wonen.

39. Drie jaar later ontsnapten echter twee van Simi's slaven naar koning Achis van Gath. Toen Simi hoorde waar zij waren,

40. zadelde hij een ezel en ging zijn knechten achterna naar Gath. Nadat hij zijn slaven had gevonden, nam hij hen mee terug naar Jeruzalem.

41. Toen Salomo hoorde dat Simi Jeruzalem had verlaten om naar Gath te gaan en ook weer was teruggekomen,

42. liet hij hem bij zich komen en zei: ‘Heb ik u niet in de naam van God bevolen in Jeruzalem te blijven op straffe van de dood? U antwoordde toen: “Goed, ik zal doen wat u zegt.”

43. Waarom hebt u zich dan niet aan uw eed gehouden en hebt u mijn bevel niet gehoorzaamd?

44. En hoe zit het met alle wandaden die u bedreef tegen mijn vader, koning David? De Here zal vandaag wraak op u nemen,