Het Boek

1 Koningen 14:11-29 Het Boek (HTB)

11. Ik zweer dat uw familieleden die in de stad sterven, door de honden zullen worden opgegeten en dat zij die buiten in het veld sterven, de prooi van de vogels zullen worden.” ’

12. Daarna zei Ahia tegen Jerobeams vrouw: ‘Ga nu maar naar huis. Wanneer u de stad binnenkomt, zal het kind sterven.

13. Heel Israël zal om hem rouwen en hem begraven, maar hij is het enige lid van uw familie dat een normale begrafenis zal krijgen. Dit kind is namelijk het enige goede dat de Here, de God van Israël, in de hele familie van Jerobeam ziet.

14. En de Here zal zorgen voor een koning over Israël die de hele familie van Jerobeam zal uitroeien. Ja, wat zeg ik, de Here heeft er al voor gezorgd.

15. Dan zal de Here Israël door elkaar schudden als een rietstengel in het water. Hij zal de Israëlieten wegrukken uit dit goede land van hun vaderen en hen verbannen naar de overkant van de Eufraat, want zij hebben de toorn van de Here opgewekt door afgoden te aanbidden.

16. Hij zal Israël aan andere volken uitleveren, omdat Jerobeam zondigde en heel Israël daarin met zich meesleepte.’

17. Zo ging Jerobeams vrouw terug naar Tirza en het kind stierf op het moment dat zij haar huis binnenkwam.

18. Het kind werd begraven en overal in het land werd om hem gerouwd, precies zoals de Here had gezegd.

19. De rest van Jerobeams activiteiten—zijn oorlogen en zijn andere regeringsdaden—staan beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël.

20. Jerobeam regeerde tweeëntwintig jaar en na zijn dood volgde zijn zoon Nadab hem op als koning.

21. Ondertussen regeerde Salomo's zoon Rehabeam als koning in Juda. Hij was eenenveertig jaar toen hij koning werd en regeerde zeventien jaar in Jeruzalem, de stad die de Here boven alle andere Israëlitische steden had uitgekozen voor de aanbidding van zijn naam. Rehabeams moeder heette Naäma en was een Ammonitische.

22. Gedurende zijn regering deden de inwoners van Juda, evenals de Israëlieten, veel slechts en wekten de toorn van de Here op door hun zonden. Zij waren nog erger dan hun voorouders.

23. Ook zij bouwden tempels, gewijde stenen en afgodsbeelden op elke hoge heuveltop en onder elke groene boom.

24. Er kwam zelfs door het hele land verspreid tempelprostitutie voor en de inwoners van Juda bedreven dezelfde gruwelijke zonden als de heidense volken die de Here vroeger het land had uitgejaagd om plaats te maken voor zijn volk.

25. In het vijfde regeringsjaar van Rehabeam viel koning Sisak van Egypte Jeruzalem aan en veroverde de stad.

26. Hij plunderde de tempel en het paleis en nam alles weg, waaronder de gouden schilden die Salomo had laten maken.

27. Rehabeam maakte naderhand koperen schilden als vervanging van de gestolen gouden schilden en gaf die aan de paleiswachten om te gebruiken bij de bewaking van het paleis.

28. Elke keer als de koning naar de tempel ging, marcheerden de wachters met hun schilden voor hem uit en brachten ze daarna terug naar de kamer van de wacht.

29. De andere gebeurtenissen die tijdens de regering van Rehabeam plaats hadden, staan beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda.