BasisBijbel

Zefanja 1:1-11 BasisBijbel (BB)

1. Dit is wat de Heer zei tegen Zefanja, de zoon van Kusi, die een zoon was van Gedalja, die een zoon was van Amarja, die een zoon was van Hizkia . In die tijd was Josia, de zoon van Amon, koning van Juda.

2. [ De Heer zegt: ] "Ik zal alles uit dit land wegvegen.

3. Mensen en dieren, vogels en vissen, de godenbeelden en de mensen die die beelden aanbidden. Ja, Ik zal alle mensen uit dit land wegdoen, zegt de Heer.

4. Ik zal de bewoners van Juda en van Jeruzalem straffen. Alle godenbeelden voor Baäl, alle mensen die die beelden aanbidden en al hun priesters zal Ik doden.

5. Ook de mensen die op de daken van hun huizen de zon, de maan en de sterren aanbidden. En de mensen die zweren bij Mij, maar ook bij [ de afgod ] Moloch .

6. Ik straf al die mensen die Mij niet willen dienen, niet tot Mij willen bidden en niet naar Mij verlangen."

7. [ Zefanja zegt: ] Wees stil voor de Heer! De dag van zijn straf komt eraan. De Heer heeft een offermaaltijd klaargemaakt. Hij heeft zijn gasten al uitgenodigd.

8. [ De Heer zegt: ] "Op die dag straf Ik de koningen en hun zonen en alle mensen die buitenlandse kleren dragen .

9. Ook alle mensen die [ uit bijgeloof ] over de drempel springen en de mensen die het huis van de koning en van de leiders vullen met leugens en geweld.

10. Op die dag zal er een luid geschreeuw te horen zijn in de Vispoort en in de Nieuwstad, zegt de Heer. De heuvels zullen kraken van het geweld.

11. Huil, bewoners van de marktwijk, want alle handelaars worden gedood. Alle mensen die handelen in geld worden vermoord.