BasisBijbel

Zacharia 1:6-13 BasisBijbel (BB)

6. Nee, maar jullie voorouders zijn getroffen door de woorden die mijn profeten tegen hen moesten zeggen. Daardoor zijn ze inderdaad bij Mij teruggekomen. Want ze zeiden: 'De Heer heeft precies met ons gedaan wat Hij gezegd had. Hij heeft ons inderdaad gestraft voor wat wij hebben gedaan.' "

7. Op de 24e dag van de elfde maand (dat is de maand Sebat) sprak de Heer tegen de profeet Zacharia. Darius was toen twee jaar koning [ van Juda ].

8. [ Zacharia zegt: ] De Heer liet mij vannacht iets zien. Het was alsof ik droomde. Ik zag een man op een rood paard. Hij stond in een dal, tussen de struiken. Achter hem waren [ ruiters op ] rode, bruine en witte paarden.

9. Ik vroeg aan de engel die met mij sprak: "Wat betekent dit, heer?" Hij antwoordde: "Ik zal je laten zien wat het betekent."

10. Toen zei de man [ op het rode paard ] tussen de struiken: "Deze [ ruiters ] moesten van de Heer over de aarde rondtrekken."

11. En zij zeiden tegen de Engel van de Heer die tussen de struiken stond: "Wij zijn over de hele aarde rondgetrokken, en overal is het rustig. "

12. Toen zei de Engel van de Heer: "Heer van de hemelse legers, hoelang zal het nog duren voordat U weer medelijden zal hebben met Jeruzalem en de steden van Juda? U bent nu al 70 jaar boos op hen geweest."

13. Toen zei de Heer mooie, troostende dingen tegen de engel die met mij sprak.