Zacharia

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14

BasisBijbel

Zacharia 8 BasisBijbel (BB)

God belooft dat Hij ook weer goed zal zijn voor Jeruzalem en Juda

1. Daarna zei de Heer van de hemelse legers tegen mij: "Dit zegt de Heer van de hemelse legers:

2. Ik houd zoveel van Jeruzalem! Daarom vind Ik het vreselijk als Jeruzalem andere goden aanbidt.

3. De Heer zegt: Ik zal terugkomen naar Jeruzalem. Ik ga er weer wonen. Jeruzalem zal 'Stad van de Waarheid' worden genoemd. Ik zal wonen op de berg Sion. Die zal 'Heilige Berg' worden genoemd.

4. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Er zullen weer oude mannen en oude vrouwen op de pleinen van Jeruzalem zitten. Ze zullen op hun stok leunen, omdat ze zo oud zijn.

5. En de straten van Jeruzalem zullen weer vol spelende kinderen zijn.

6. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: De mensen die in die tijd zijn overgebleven van mijn volk, denken dat dit onmogelijk is. Maar is het daarom voor Mij ook onmogelijk?

7. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Let op, Ik zal mijn volk redden uit het land in het oosten en uit het land in het westen.

8. Ik zal hen terugbrengen naar Jeruzalem. Daar zullen ze weer wonen. Ze zullen mijn volk zijn. En Ik zal een trouw en rechtvaardig God voor hen zijn.

9. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Houd moed. Denk aan wat de profeten hebben gezegd toen jullie begonnen met de herbouw van mijn tempel.

10. Want vóórdat jullie daarmee begonnen, verdienden jullie amper iets met jullie werk of met jullie vee. Ook waren de mensen buiten niet veilig, vanwege de vijanden. Want Ik stookte alle mensen tegen elkaar op.

11. Maar dat zal Ik niet langer doen. Nu zal Ik goed zijn voor de mensen die van mijn volk zijn overgebleven, zegt de Heer van de hemelse legers.

12. Het graan zal goed opkomen, er zullen veel druiven aan de wijnstruiken groeien, er zullen goede oogsten zijn, er zal voldoende dauw en voldoende regen vallen. Zo zal Ik zorgen voor de mensen die van mijn volk zijn overgebleven.

13. Eerst werden jullie door iedereen vervloekt, Juda en Israël. Maar Ik zal jullie redden en goed voor jullie zijn. Verlies de moed dus niet.

14. Want de Heer van de hemelse legers zegt: Vroeger had Ik besloten om jullie kwaad te doen, omdat jullie voorouders Mij woedend maakten. En Ik heb mijn plannen niet veranderd.

15. Maar nu heb Ik besloten om weer goed te zijn voor Jeruzalem en Juda. Wees dus niet bang!

16. Dit is wat jullie moeten doen: Wees eerlijk tegen elkaar. Spreek eerlijk recht, volgens de waarheid.

17. Doe elkaar geen kwaad. Als je zweert dat je de waarheid spreekt, zorg dan ook dat dat zo is. Want Ik haat het als jullie deze dingen niet doen, zegt de Heer."

Er zal niet langer getreurd worden

18. Ook zei de Heer van de hemelse legers tegen mij:

19. "Dit zegt de Heer van de hemelse legers: In de vierde, vijfde, zevende en tiende maand treuren jullie en eten jullie niet. Maar dat zal veranderen. Voortaan zal Juda in die maanden feestvieren. Zorg ervoor dat jullie in vrede en waarheid met elkaar omgaan.

20. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: Op een dag zullen de volken weer komen, en de bewoners van vele steden.

21. De bewoners van de ene stad zullen naar de andere stad gaan en zeggen: 'Ga met ons mee om offers te brengen aan de Heer van de hemelse legers. We willen Hem aanbidden en Hem vragen om goed voor ons te zijn.'

22. Heel veel landen en machtige volken zullen de Heer van de hemelse legers in Jeruzalem komen aanbidden. Ze zullen komen om Hem te vragen goed voor hen te zijn.

23. Dit zegt de Heer van de hemelse legers: In die tijd zullen tien mannen uit allerlei volken een Judeese man aan zijn mantel trekken en zeggen: 'Mogen we met je meegaan! Want we hebben gehoord dat God met jullie is.' "