BasisBijbel

Spreuken 26:3-19 BasisBijbel (BB)

3. De zweep is voor het paard, de teugel voor de ezel,en de stok voor de rug van dwazen.

4. Antwoord een dwaas mens niet met een grap,want dan lijk je net zo dwaas als hij!

5. Geef hem een antwoord dat hij met zijn dwaasheid verdient.Anders verbeeldt hij zich nog dat hij wijs is.

6. Als je een dwaas mens als boodschapper stuurt,kun je net zo goed je eigen voet afhakken:het zal je grote schade doen.

7. Een wijze spreuk uit de mond van een dwaas mensheeft net zo weinig kracht als de benen van een verlamde man.

8. Het is net zo zinloos om een dwaas mens te prijzen,als om je slingersteen vast te binden aan je slinger.

9. Iemand die dronken is, voelt het niet als er een doorn in zijn hand komt.Net zo weinig gevoel heeft een dwaas mens voor wijsheid.

10. Iemand die dwazen en oneerlijke mensen in dienst neemt,doet zichzelf en anderen veel schade.

11. Zoals een hond zijn braaksel weer opeet,zo doet een dwaas mens steeds dezelfde domme dingen.

12. Als je iemand ziet die zichzelf erg wijs vindt,moet je onthouden dat er voor een dwaas mens méér hoop is dan voor hem.

13. Een lui mens zegt: "[ Ik kan niet naar buiten. ] Er is een roofdier op de weg!Er loopt een leeuw op straat!"

14. Zoals een deur aldoor draait op zijn scharnieren,zo draait een lui mens zich steeds weer om in zijn bed.

15. Een lui mens houdt zijn handen in zijn zakken.Hij is nog te lui om ze eruit te halen om te eten.

16. Een lui mens vindt zichzelf wijzerdan zeven mensen die verstandige dingen zeggen.

17. Iemand die zich bemoeit met een ruzie die hem niets aangaat,is als iemand die een hond aan zijn oren trekt.

18. en

19. Iemand die zijn vriend bedriegten daarna zegt: "Het was maar een grap!"lijkt op een dwaas die doet alsof hij kwaad isen voor de grap brandende pijlen afschiet of met stenen gooit.