Spreuken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28

BasisBijbel

Spreuken 9 BasisBijbel (BB)

De Wijsheid en de Dwaasheid

1. De Wijsheid heeft haar huis gebouwd,een huis met zeven pilaren.

2. De dieren [ voor de maaltijd ] zijn geslacht, de wijn staat klaar.Ze heeft de maaltijd klaargezet.

3. Ze heeft haar slavinnen erop uit gestuurdom in de stad te roepen:

4. "Ik nodig iedereen uit die nog wijsheid nodig heeft!"Als je nog niet veel wijsheid hebt,

5. kom dan bij mij eten.Drink van de wijn die ik heb klaargezet.

6. Blijf niet langer onverstandig, dan zal het goed met je gaan.Zoek de wijsheid op!"

7. Slechte mensen lachen je uit als je hen waarschuwt.Ze zetten je voor schut.

8. Bestraf hen maar niet,[ het heeft geen zin en ] ze gaan je alleen maar haten.Bestraf liever wijze mensen, want zij zullen daarom van je houden.

9. Als je raad geeft aan wijze mensen, worden ze nog wijzer.Goede mensen luisteren naar wat je zegt.

10. Als je wijs wil worden, begin dan met ontzag te hebben voor de Heer.Als je de heilige God kent, word je verstandig.

11. Door mij, de Wijsheid, zul je langer leven.Je leven zal jaren langer zijn.

12. Als je wijs bent, zal dat goed voor je zijn.Als je dwaas bent, is het je eigen schuld dat alles verkeerd gaat.

13. De Dwaasheid is brutaal.Ze is één en al onverstand en weet niets.

14. Ze zit voor de deur van haar huis,op de muur van de stad.

15. Ze roept naar de mensen die voorbijkomen,ook naar goede mensen.

16. Ze probeert onverstandige mensen naar zich toe te lokken.Dwazen gaan naar haar toe.Ze zegt tegen hen:

17. "Gestolen water is lekker,gestolen brood smaakt goed."

18. Maar de mensen die naar haar toe gaan,weten niet dat ze worden uitgenodigd om bij de schimmen te gaan wonen.Haar gasten zijn op weg naar het dodenrijk.