Spreuken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28

BasisBijbel

Spreuken 10 BasisBijbel (BB)

De spreuken van Salomo

1. Een wijze zoon maakt zijn ouders blij.Maar over een dwaze zoon hebben ze veel verdriet.

2. Slechtheid levert schatten op waar je niets aan hebt.Maar als je goed bent, redt dat je leven.

3. De Heer laat goede mensen geen honger lijden.Maar wat slechte mensen bezitten, wordt door de Heer weggehaald.

4. Als je lui bent, word je arm.Maar als je hard werkt, word je rijk.

5. Als je in de zomer de oogst binnenhaalt, ben je verstandig.Maar als je slaapt in de oogsttijd, is dat een schande.

6. Voor goede mensen zal God goed zijn.Maar de woorden van slechte mensen zijn een bron van ellende.

7. Aan goede mensen denken de anderen met dankbaarheid terug.Maar slechte mensen zijn al snel vergeten.

8. Een wijs mens is bereid om naar goede raad te luisteren.Maar door zijn eigen dwaze woorden loopt het met een dwaas slecht af.

9. Als je eerlijk leeft, hoef je nergens bang voor te zijn.Maar als je liegt en bedriegt, zul je uiteindelijk gestraft worden.

10. Als je leugens vertelt, veroorzaak je verdriet bij anderen.Als je je mond niet in bedwang houdt, loopt het uiteindelijk slecht met je af.

11. De woorden van goede mensen zijn een bron van leven.Maar de woorden van slechte mensen zijn een bron van ellende.

12. Haat veroorzaakt ruzies,maar liefde vergeeft alles.

13. Uit de mond van een verstandig mens komen wijze woorden.Maar op de rug van een dwaas komen stokslagen.

14. Wijze mensen bewaren hun kennis.Maar een dwaas veroorzaakt rampen met zijn gepraat.

15. Een rijk mens heeft macht door zijn rijkdom.Een arm mens heeft niets te vertellen – dat is zijn ondergang.

16. Een goed mens gebruikt wat hij heeft om goede dingen te doen.Maar een slecht mens gebruikt zijn geld voor slechte dingen.

17. Als je naar goede raad luistert, ben je op de weg die naar het leven leidt.Maar als je iemand geen goede raad wil geven, ben je mede schuldig als het verkeerd met hem afloopt.

18. Als je verbergt dat je iemand eigenlijk niet mag, ben je schijnheilig.Als je slechte dingen over andere mensen rondvertelt, ben je een dwaas.

19. Als je veel praat, zeg je vaak dingen die je niet had mogen zeggen.Maar als je je mond beheerst, ben je verstandig.

20. De woorden van een goed mens zijn als zuiver zilver.Maar de gedachten van een slecht mens zijn weinig waard.

21. De woorden van een goed mens brengen leven aan heel veel anderen.Maar dwaze mensen sterven door gebrek aan verstand.

22. De zegen van de Heer maakt rijk.Hij voegt er geen verdriet aan toe.

23. Een dwaas mens geniet van het doen van dwaze dingen.Een wijs mens geniet ervan om wijs te zijn.

24. Waar een slecht mens bang voor is, dat zal hem ook overkomen.Maar waar een goed mens naar verlangt, zal de Heer hem geven.

25. Slechte mensen verdwijnen, zoals een wervelwind die voorbij raast.Maar het leven van goede mensen heeft een stevig fundament.

26. Azijn irriteert de tanden en rook irriteert de ogen.Net zo irritant is een lui mens voor zijn opdrachtgever.

27. Iemand die diep ontzag heeft voor de Heer, zal lang leven.Maar iemand die zich niets van God aantrekt, sterft vóór zijn tijd.

28. Goede mensen kunnen blijdschap verwachten.Maar waar slechte mensen naar verlangen, gebeurt nooit.

29. De wetten van de Heer zijn een zegen voor de mensen die ze gehoorzamen.Maar voor slechte mensen betekenen ze ellende.

30. Een goed mens zal altijd veilig zijn.Maar slechte mensen zullen worden gedood.

31. De mond van een goed mens spreekt wijsheid.Maar met iemand die liegt en bedriegt, loopt het slecht af.

32. Een goed mens weet wat goed is om te zeggen.Maar een slecht mens spreekt alleen leugens en bedrog.