BasisBijbel

Romeinen 2:8-24 BasisBijbel (BB)

8. Maar de andere mensen zullen zwaar gestraft worden. Zij hebben alleen maar aan zichzelf gedacht. Ze hebben niet naar de waarheid willen luisteren en hebben kwaad gedaan.

9. Met alle mensen die slechte dingen doen, zal het slecht aflopen. Dat geldt niet alleen voor de Joden, maar ook voor de andere volken.

10. Maar alle mensen die het goede doen, zullen hemelse macht en majesteit, eer en vrede krijgen. Dat geldt niet alleen voor de Joden, maar ook voor de andere volken.

11. Want het maakt voor God niet uit wie of wat je bent. Hij zal over alle mensen op dezelfde manier rechtspreken.

12. De niet-Joodse volken kennen de wet [ van Mozes ] niet. Daarom zullen zij zonder deze wet veroordeeld worden als ze slechte dingen doen. De Joden kennen de wet [ van Mozes ] wel. Daarom zullen zij volgens deze wet veroordeeld worden als ze slechte dingen doen.

13. Want niet de mensen die de wet kénnen worden door God vrijgesproken van schuld, maar de mensen die de wet van God dóen.

14. De niet-Joodse volken kennen de wet [ van Mozes ] niet. Maar als ze vanzelf doen wat er in de wet staat, laten ze zien dat ze ook zonder de wet [ van Mozes ] zélf weten wat goed en wat kwaad is.

15. Ze laten zien dat in hun hart staat geschreven wat de wet [ van Mozes ] eist. Hun geweten en hun gedachten vertellen hun of het goed of kwaad is wat ze doen.

16. Mijn goede nieuws zegt, dat God op een dag aan Jezus Christus de opdracht zal geven om recht te spreken. Hij zal de mensen dan beoordelen op wat er diep in hun hart verborgen is.

17. [ Jullie verbeelden je heel wat! ] Jullie heten Joden. Jullie vinden de wet heel belangrijk. Jullie scheppen er over op dat jullie God kennen.

18. Jullie kennen Gods wil. Jullie weten precies wat goed en verkeerd is. Want jullie kennen de wet.

19. Jullie denken dat jullie mensen van andere volken kunnen leren wie God is. Jullie denken dat jullie hun alles over het geloof in God kunnen leren.

20. En dat jullie les kunnen geven aan mensen die nog niet veel van het geloof weten. En dat denken jullie, omdat jullie door de wet precies weten wat God wil.

21. Jullie leren de andere mensen dus hoe het moet. Maar hoe komt het dat jullie zelf niets leren? Jullie leren de mensen dat je niet mag stelen. Maar waarom stelen jullie zelf dan wél?

22. Jullie verbieden andere mensen om ontrouw te zijn aan hun man of vrouw. Maar waarom zijn jullie zelf dan wél ontrouw? Jullie vinden afgoden walgelijk. Maar waarom beroven jullie zelf dan de tempel? [ Want jullie zijn hebzuchtig! ]

23. Jullie scheppen op over de wet. Maar waarom beledigen jullie God dan door je niet aan zijn wet te houden?

24. De Boeken zeggen het al: "Door jullie gedrag zeggen de niet-Joodse volken slechte dingen over God."