BasisBijbel

Richters 9:26-32 BasisBijbel (BB)

26. Intussen was een man die Gaäl heette, de zoon van Ebed, met zijn broers in Sichem komen wonen. De burgers van Sichem kregen vertrouwen in hem.

27. Toen werd het tijd voor de druivenoogst. De mensen plukten de druiven, persten ze en vierden daarna een oogstfeest in de tempel van hun god. Ze feestten en werden dronken en scholden op Abimelech.

28. En Gaäl zei: "Waarom zou onze stad die Abimelech dienen? Wie is die Abimelech nu eigenlijk? Hij is toch een zoon van [ de Israëliet ] Gideon? En Zebul is toch door hém aangesteld als bestuurder van de stad? Het zou veel beter zijn als onze stad iemand uit de familie van Hemor als koning had. Tenslotte heeft Hemor deze stad gesticht. Maar waarom zou Abimelech onze koning zijn?

29. Als ik het hier voor het zeggen had, zou ik Abimelech wegjagen! Abimelech, kom maar op met je leger! Het maakt niet uit hoe groot het is!"

30. Toen de stadsbestuurder Zebul dit hoorde, werd hij woedend.

31. Hij stuurde in het geheim boodschappers naar Abimelech [ in Aruma ] met de boodschap: "Gaäl en zijn broers zijn in Sichem gekomen. Ze stoken de bewoners tegen u op.

32. Kom 's nachts met uw leger hierheen en verberg u in het veld.