BasisBijbel

Richters 9:13-30 BasisBijbel (BB)

13. Maar de wijnstruik antwoordde: 'Nee hoor! Moet ik soms ophouden om mijn wijn te geven, de wijn die iedereen vrolijk maakt, alleen omdat jullie zo graag willen dat ik jullie koning word? Dat doe ik niet.'

14. Toen zeiden de bomen tegen de doornstruik: 'Wees jij dan onze koning!'

15. En de doornstruik antwoordde: 'Als het eerlijk is dat jullie mij tot koning willen zalven, kom dan hier in mijn schaduw zitten en vertrouw op mijn bescherming. Maar zo niet, dan zal er vuur uit mijn takken komen en de cederbomen van de Libanon verbranden!'

16. Luister, bewoners van Sichem! Was het eerlijk van jullie om Abimelech tot koning te maken? Hebben jullie daarmee iets goeds gedaan voor Gideon en zijn familie? Heeft Gideon dat werkelijk verdiend met alles wat hij voor jullie heeft gedaan?

17. Want mijn vader heeft voor jullie gestreden. Hij heeft zijn leven gewaagd om jullie te redden uit de macht van de Midianieten.

18. En toch zijn jullie tegen mijn vaders familie in opstand gekomen. Jullie hebben zijn 70 zonen op één steen gedood! En toen hebben jullie Abimelech, de zoon van zijn slavin, gekroond tot koning van Sichem. Alleen maar omdat hij één van jullie is!

19. Als het tegenover Gideon en zijn familie eerlijk is wat jullie vandaag hebben gedaan, wees dan blij over Abimelech en laat hij blij zijn over jullie.

20. Maar als dat niet zo is, zal Abimelech de bewoners van Sichem en Bet-Millo uiteindelijk vernietigen. En de bewoners van Sichem en Bet-Millo zullen uiteindelijk Abimelech vernietigen."

21. Toen vluchtte Jotam naar Beër en bleef daar wonen. Want hij was bang voor zijn broer Abimelech.

22. Toen Abimelech drie jaar over Israël had geregeerd,

23. zorgde God ervoor dat er moeilijkheden ontstonden tussen Abimelech en de bewoners van Sichem. Daardoor werden de bewoners van Sichem ontrouw aan Abimelech.

24. Zo wilde God Abimelech straffen voor de moord op zijn broers, de 70 zonen van Gideon. En Hij wilde de bewoners van Sichem ervoor straffen dat zij hem daarbij hadden geholpen.

25. Om Abimelech dwars te zitten, begonnen benden uit Sichem de bergen onveilig te maken. Vanuit hinderlagen beroofden ze iedereen die voorbij kwam. Dit werd aan Abimelech verteld.

26. Intussen was een man die Gaäl heette, de zoon van Ebed, met zijn broers in Sichem komen wonen. De burgers van Sichem kregen vertrouwen in hem.

27. Toen werd het tijd voor de druivenoogst. De mensen plukten de druiven, persten ze en vierden daarna een oogstfeest in de tempel van hun god. Ze feestten en werden dronken en scholden op Abimelech.

28. En Gaäl zei: "Waarom zou onze stad die Abimelech dienen? Wie is die Abimelech nu eigenlijk? Hij is toch een zoon van [ de Israëliet ] Gideon? En Zebul is toch door hém aangesteld als bestuurder van de stad? Het zou veel beter zijn als onze stad iemand uit de familie van Hemor als koning had. Tenslotte heeft Hemor deze stad gesticht. Maar waarom zou Abimelech onze koning zijn?

29. Als ik het hier voor het zeggen had, zou ik Abimelech wegjagen! Abimelech, kom maar op met je leger! Het maakt niet uit hoe groot het is!"

30. Toen de stadsbestuurder Zebul dit hoorde, werd hij woedend.