BasisBijbel

Richters 6:11-22 BasisBijbel (BB)

11. Toen kwam er een engel van de Heer en hij ging onder de eik bij Ofra zitten. Dat is in het gebied van Joas, een man uit de familie van Abiëzer. De zoon van Joas, Gideon, was op dat moment bezig om daar in de druivenpers de tarwe uit de halmen te kloppen. Hij hoopte dat de Midianieten het zo niet zouden merken.

12. De engel van de Heer ging naar hem toe en zei tegen hem: "Dappere held, de Heer is met je!"

13. Maar Gideon antwoordde: "Als de Heer met ons is, waarom overkomt ons dan zoveel ellende? Waar zijn dan al zijn wonderen waarover onze vaders ons hebben verteld? Zij zeggen dat de Heer ons uit Egypte heeft bevrijd. Maar nu heeft de Heer ons in de steek gelaten. Hij heeft ons in de macht van de Midianieten gegeven."

14. Toen zei de Heer tegen hem: "Ga erop af zoals je bent. Bevrijd Israël uit de macht van de Midianieten. Ik stuur je, dus je kan het."

15. Maar Gideon zei: "Heer, hoe zou ik Israël kunnen bevrijden? Mijn familie is de armste van de stam van Manasse! Bovendien ben ik de jongste van mijn familie!"

16. Maar de Heer zei tegen hem: "Ik ben met je. Daarom zul je de Midianieten kunnen verslaan alsof het maar één man was."

17. Toen zei Gideon tegen Hem: "Wilt U mij alstublieft een teken geven waardoor ik zeker weet dat U het bent die met mij spreekt?

18. Ik ga een geschenk voor U halen. Ga alstublieft niet weg voordat ik bij U terugkom." Hij antwoordde: "Ik zal blijven tot je terugkomt."

19. Gideon ging naar huis, maakte een geitje klaar en bakte ongegiste broden van 1 efa [ (22 liter) ] meel. Hij deed het vlees in een mand en de saus in een pot. En hij bracht het hem onder de eik en zette het voor hem neer.

20. De engel van God zei tegen hem: "Neem het vlees en de broden en leg ze op deze rots. Giet de saus er overheen." Dat deed hij.

21. Toen stak de engel van de Heer de staf uit die hij in zijn hand had. Met de punt raakte hij het vlees en de broden aan. Toen schoot er vuur uit de rots en verbrandde het vlees en de broden. Daarna verdween de engel.

22. Toen begreep Gideon dat het een engel van de Heer was geweest. En hij zei: "Wat vreselijk, Heer! Ik heb een engel van U gezien!"