BasisBijbel

Richters 20:24-38 BasisBijbel (BB)

24. Zo trok het leger van de Israëlieten de volgende dag opnieuw naar Gibea.

25. Het leger van de stam van Benjamin kwam hun uit Gibea tegemoet en doodde dit keer 18.000 Israëlieten.

26. Toen trok het hele leger zich terug naar Bet-El. Daar treurden ze bij de Heer. Ze aten de hele dag niets, tot de avond. En ze brachten offers aan de Heer.

27. Opnieuw vroegen ze de Heer om raad. In die tijd stond daar in Bet-El de kist van het verbond van God.

28. Pinehas was in die tijd de hogepriester. Hij was de zoon van Eleazar, die een zoon was van Aäron. Hij vroeg de Heer: "Moeten we opnieuw strijden tegen de stam van Benjamin, tegen mannen van ons eigen volk, of moeten we ermee ophouden?" De Heer zei: "Ga. Morgen geef Ik jullie de overwinning."

29. Toen legde Israël hinderlagen rond Gibea.

30. Op de derde dag stelden de Israëlieten hun leger net zo op als de vorige keren.

31. Weer kwam het leger van Benjamin hun tegemoet vanuit de stad. Het werd door de Israëlieten ver bij de stad vandaan gelokt. Net als de vorige keren werd er een aantal Israëlieten gedood op de weg naar Bet-El en op de weg door het veld naar Gibea. Ongeveer 30 mannen doodden ze.

32. Daardoor dachten ze dat ze de Israëlieten verslagen hadden, net als de vorige keer. Maar de Israëlieten hadden afgesproken: "We doen alsof we vluchten. Zo lokken we hen van de stad weg, naar de wegen."

33. Daarom trokken de Israëlieten zich terug naar Baäl-Tamar.

34. Intussen gingen de mannen die zich in het veld verborgen hadden, naar Gibea. Dat waren 10.000 van de allerbeste krijgers van Israël. Er werd hevig gevochten, maar het leger van de stam van Benjamin wist niet dat het bijna met hen afgelopen was.

35. De Heer gaf Israël de overwinning op de stam van Benjamin. Die dag doodden de Israëlieten 25.000 mannen van het leger van Benjamin.

36. Het leger van Benjamin zag dat ze verloren waren. Want terwijl de Israëlieten deden alsof ze zich terugtrokken (want ze vertrouwden op de hinderlaag die ze tegen Gibea gelegd hadden)

37. deden de mannen die in de hinderlaag gelegen hadden, haastig een aanval op Gibea. Ze vielen de stad binnen en doodden alle bewoners.

38. De Israëlieten hadden een teken afgesproken met de mannen die in de hinderlaag gelegen hadden. Ze moesten een grote rookwolk uit de stad laten opstijgen als ze de stad hadden veroverd.