BasisBijbel

Richters 1:5-17 BasisBijbel (BB)

5. En de stam van Simeon ging met de stam van Juda mee. De Heer zorgde ervoor dat ze de Kanaänieten en de Perezieten overwonnen. Ze vielen hun koning Adoni-Bezek aan in Bezek. Ze versloegen de Kanaänieten en de Perezieten en doodden bij Bezek 10.000 mannen.

6. Adoni-Bezek vluchtte. Maar ze haalden hem in, grepen hem en hakten zijn duimen en grote tenen af.

7. Toen zei Adoni-Bezek: "Van 70 koningen heb ik de duimen en grote tenen afgehakt. Ze moesten leven van de etensresten die ze onder mijn tafel vonden. Nu heeft God mij daarvoor gestraft en met mij hetzelfde gedaan." Hij werd naar Jeruzalem gebracht. Daar is hij gestorven.

8. Jeruzalem was inmiddels al door de Judeeërs veroverd. Zij hadden iedereen gedood en de stad in brand gestoken.

9. Hierna vielen ze de Kanaänieten in de bergen, in het Zuiderland en in de vlakte aan.

10. Daarna trokken ze naar Hebron (Hebron heette vroeger Kirjat-Arba) en versloegen daar Sesai, Ahiman en Talmai.

11. Vandaar trok het leger naar Debir (Debir heette vroeger Kirjat-Sefer).

12. Kaleb beloofde: "Wie Kirjat-Sefer verovert, mag met mijn dochter Achsa trouwen."

13. Kalebs jongere broer Otniël, de zoon van Kenaz, veroverde de stad. Daarom mocht hij met Achsa trouwen.

14. Toen ze bij Otniël aankwam, haalde ze hem over om van haar vader een akker te vragen. Ze sprong van haar ezel. Toen vroeg Kaleb haar: "Wat is er?"

15. Ze zei tegen hem: "U heeft mij een dor land gegeven. Geef mij er [ als trouwkado ] alstublieft ook waterbronnen bij." Toen gaf Kaleb haar de bronnen in de vlakte en op de berghellingen.

16. De mannen uit de familie van Mozes' vrouw gingen met het leger van de Judeeërs mee. Ze gingen van de Palmstad [ (= Jericho) ] naar de woestijn van Juda. Die woestijn ligt in het Zuiderland bij Harad. Ze gingen er wonen bij het volk dat daar al leefde.

17. Daarna versloegen de stammen van Juda en Simeon de Kanaänieten die bij Zefat woonden. Ze doodden alle bewoners. Daarom noemden ze die stad Horma [ (= 'vernietiging') ].