BasisBijbel

Richters 1:28-36 BasisBijbel (BB)

28. Toen Israël sterker werd, dwongen de Israëlieten de Kanaänieten wel om voortaan voor hen te werken en belasting aan hen te betalen. Maar ze joegen hen niet weg.

29. De stam van Efraïm heeft ook de Kanaänieten die in Gezer woonden niet weggejaagd. Daardoor bleven de Kanaänieten bij hen wonen.

30. De stam van Zebulon heeft de bewoners van Kitron en van Nahalol niet weggejaagd. Daardoor bleven de Kanaänieten bij hen wonen. Maar ze moesten wel voortaan voor hen werken en belasting aan hen betalen.

31. De stam van Aser heeft de bewoners van Akko niet weggejaagd. Ook niet die van Sidon, Alab, Achzib, Helba, Afek en Rehob.

32. Daardoor woonde de stam van Aser midden tussen de Kanaänieten die er altijd al gewoond hadden. Want ze joegen hen niet weg.

33. De stam van Naftali heeft de bewoners van Bet-Semes en van Bet-Anat niet weggejaagd. Daardoor woonden zij midden tussen de Kanaänieten die er altijd al gewoond hadden. Maar de Kanaänieten moesten wel voor hen werken en belasting aan hen betalen.

34. De Amorieten dwongen de stam van Dan om in de bergen te gaan wonen. Ze gaven hun geen kans om de vlakte te veroveren.

35. Ook lukte het de Amorieten om in de bergen van Heres, in Ajalon en Saälbim te blijven wonen.Maar de stam van Jozef was wél sterker dan de Amorieten. De Amorieten moesten voortaan voor de stam van Jozef werken en belasting aan hen betalen.

36. De grens van de Amorieten liep vanaf de Akrabbim-pas naar de rots en verder omhoog.