38. zolang als de maan aan de hemel zal staan.Dat zweer Ik bij Mijzelf."
39. Toch bent U boos gewordenop de man die U tot koning heeft gezalfd.Toch heeft U hem verlaten.
40. U heeft uw verbond met hem verbroken,U heeft zijn kroon tegen de grond gegooid.
41. U heeft de stadsmuren afgebroken,de burchten tot een puinhoop gemaakt.
42. Iedereen die langskwam heeft hem beroofd.De buurvolken lachen hem uit.
43. U heeft zijn vijanden machtig gemaakt.Ze zijn blij dat ze sterker zijn dan hij.