BasisBijbel

Psalmen 106:8-23 BasisBijbel (BB)

8. Ze waren koppig tegen U bij de Rietzee.Maar U redde hen vanwege uw eigen eer.Zo zouden mensen weten hoe machtig U bent.

9. U sprak dreigend tegen de Rietzee, en de zee viel droog.Zo liet U het volk het diepe water oversteken alsof het droog land was.

10. U redde hen uit de macht van de mensen die hen haatten.U bevrijdde hen van hun vijanden.

11. Want het water bedekte hun vijanden.Er bleef er niet één over.

12. Toen geloofden ze uw woordenen prezen U met liederen.

13. Maar al gauw vergaten ze weer wat U had gedaan.Ze vroegen U niet om raad.

14. Ze deden in de woestijn wat ze zelf wildenen daagden U uit in de wildernis.

15. U gaf hun het eten waar ze om vroegen,maar een groot aantal mensen stierf daaraan.

16. Ze werden ook jaloers op Mozes en Aäron,die door U waren uitgekozen om U te dienen.

17. Daarom ging de aarde open en slokte Datan en Abiram op.De aarde sloot zich boven hen.

18. Vuur viel op alle mensen die met hen meededen.De vlammen verbrandden de mensen die tegen U in opstand waren gekomen.

19. Bij Horeb maakten ze een kalf van gouden aanbaden dat als hun god.

20. Hun God, op wie ze eerst zo trots waren,ruilden ze in voor een beeld van een dier dat gras eet.

21. Ze vergaten God, hun Redder,die in Egypte zulke machtige dingen voor hen had gedaan:

22. grote wonderen in Egypte,indrukwekkende dingen bij de Rietzee.

23. Daarom besloot U dat U hen zou vernietigen.[ En dat zou U ook gedaan hebben, ]als Mozes, de man die U had uitgekozen, niet voor hen was opgekomen.Hij smeekte U om niet meer boos te zijn en hen niet te vernietigen.