BasisBijbel

Psalmen 106:11-27 BasisBijbel (BB)

11. Want het water bedekte hun vijanden.Er bleef er niet één over.

12. Toen geloofden ze uw woordenen prezen U met liederen.

13. Maar al gauw vergaten ze weer wat U had gedaan.Ze vroegen U niet om raad.

14. Ze deden in de woestijn wat ze zelf wildenen daagden U uit in de wildernis.

15. U gaf hun het eten waar ze om vroegen,maar een groot aantal mensen stierf daaraan.

16. Ze werden ook jaloers op Mozes en Aäron,die door U waren uitgekozen om U te dienen.

17. Daarom ging de aarde open en slokte Datan en Abiram op.De aarde sloot zich boven hen.

18. Vuur viel op alle mensen die met hen meededen.De vlammen verbrandden de mensen die tegen U in opstand waren gekomen.

19. Bij Horeb maakten ze een kalf van gouden aanbaden dat als hun god.

20. Hun God, op wie ze eerst zo trots waren,ruilden ze in voor een beeld van een dier dat gras eet.

21. Ze vergaten God, hun Redder,die in Egypte zulke machtige dingen voor hen had gedaan:

22. grote wonderen in Egypte,indrukwekkende dingen bij de Rietzee.

23. Daarom besloot U dat U hen zou vernietigen.[ En dat zou U ook gedaan hebben, ]als Mozes, de man die U had uitgekozen, niet voor hen was opgekomen.Hij smeekte U om niet meer boos te zijn en hen niet te vernietigen.

24. Toen wilden ze uw prachtige land niet binnengaan.Ze geloofden niet wat U hun had beloofd.

25. Ze mopperden en klaagden in hun tenten.Ze luisterden niet naar wat U zei.

26. Toen zwoer U,dat U hen in de woestijn zou doden

27. en dat U hun kinderen zou verjagen,zodat ze in de landen van andere volken zouden sterven.