Op een dag ben je al bang om een heuvel te beklimmen. Je bent bang voor gevaar op de weg. De amandelboom zal bloeien [ (je haar wordt wit) ], de sprinkhaan sleept zich voort [ (je komt niet meer mee, je bent traag geworden) ] en je hebt nergens meer zin in. Want je bent op weg naar je eeuwige huis. De klaagvrouwen staan al klaar om over je dood te klagen en te treuren.