BasisBijbel

Openbaring 9:7-13 BasisBijbel (BB)

7. De sprinkhanen leken op paarden die klaar staan voor de strijd. Op hun kop hadden ze iets wat op een gouden kroon leek. Hun gezicht leek op een mensengezicht.

8. Ze hadden haar dat op vrouwenhaar leek. En ze hadden leeuwentanden.

9. Hun borstschild was zo sterk als een ijzeren harnas. Het geluid van hun vleugels leek op het dreunen van grote aantallen strijdwagens met veel paarden ervoor die op weg zijn naar de strijd.

10. Hun staart leek op de staart van een schorpioen, met een angel er in. Met hun staart konden ze de mensen kwaad doen, vijf maanden lang.

11. Hun koning was de engel van de bodemloze put. In het Hebreeuws heet hij Abaddon. In het Grieks heet hij Apollyon [ (= 'Vernietiger') ].

12. De eerste ramp van de laatste drie rampen is nu geweest. Let op: er komen nóg twee rampen.

13. De zesde engel blies op zijn trompet. Toen hoorde ik een stem komen uit de vier horens van het gouden altaar dat vóór God staat.