BasisBijbel

Openbaring 2:12-24 BasisBijbel (BB)

12. [ De Heer zei tegen Johannes: ] "Schrijf aan de engel van de gemeente in Pergamum:Dit zegt Hij die het vlijmscherpe zwaard heeft:

13. Ik weet wat jullie allemaal doen. En Ik weet dat jullie in de plaats wonen waar de duivel zijn troon heeft staan. Maar toch zijn jullie op Mij blijven vertrouwen. Jullie zijn niet gaan doen alsof jullie niet in Mij geloven. Ook niet toen mijn trouwe dienaar Antipas werd vermoord in de plaats waar de duivel zijn troon heeft staan.

14. Maar Ik vind het níet goed van jullie, dat er bij jullie in de gemeente mensen zijn die leven volgens de ideeën van Bileam. Bileam leerde koning Balak hoe hij ervoor kon zorgen dat het volk Israël van God zou afdwalen. Hij zorgde ervoor dat het hele volk Israël ging meedoen met het aanbidden van afgoden en de mannen met allerlei vrouwen naar bed gingen.

15. Op dezelfde manier zijn er in jullie gemeente mensen die leven volgens de ideeën van de Nikolaïten . Maar Ik haat wat de Nikolaïeten doen.

16. Jullie moeten daarmee ophouden en weer gaan leven zoals Ik het wil. Als jullie dat niet doen, zal Ik komen en tegen hen strijden met het zwaard van mijn mond.

17. Als je oren hebt, moet je ook goed luisteren naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt. Als je overwint, zal Ik je te eten geven van het geheime manna[ , het geheime brood uit de hemel ]. En Ik zal je een witte steen geven met daarop een nieuwe naam. Niemand anders dan jij zal die naam weten."

18. [ De Heer zei tegen Johannes: ] "Schrijf aan de engel van de gemeente in Tyatira:Dit zegt de Zoon van God die ogen heeft die vlammen als vuur, en voeten die lijken op gloeiend koper:

19. Ik weet wat jullie allemaal doen. Ik weet hoeveel jullie van Mij houden. Ook weet Ik hoe groot jullie geloof is en hoe jullie volhouden om Mij te dienen. En Ik weet dat wat jullie nu doen, beter is dan wat jullie vroeger deden.

20. Maar Ik vind het níet goed van jullie, dat jullie de vrouw Izebel haar gang laten gaan. Ze zegt dat ze namens Mij spreekt, maar ze leert mijn dienaren heel verkeerde dingen. Ze probeert de mensen ontrouw te maken aan Mij. Ze haalt mijn dienaren over om offers te gaan brengen aan de afgoden.

21. Ik heb haar de tijd gegeven om hiermee te stoppen en te gaan leven zoals Ik het wil. Maar ze wil niet.

22. Daarom zal Ik haar ziek maken. En alle mensen die met haar meedoen, zullen in grote moeilijkheden komen als ze niet stoppen met wat ze doen.

23. Ik zal hen zelfs doden. Zo zullen alle gemeenten weten dat Ik de mensen door en door ken. En Ik zal iedereen geven wat hij heeft verdiend met wat hij gedaan heeft.

24. Maar er zijn ook mensen in Tyatira die niet naar haar hebben geluisterd. Zij hebben niet meegedaan met de duivelse dingen die de anderen deden. Hun geef Ik geen nieuwe opdracht. Tegen hen zeg Ik alleen dit: