BasisBijbel

Numeri 5:4-16 BasisBijbel (BB)

4. Toen stuurden de Israëlieten hen het tentenkamp uit, zoals de Heer tegen Mozes gezegd had.

5. Toen zei de Heer tegen Mozes:

6. "Zeg tegen de Israëlieten: Als iemand iets doet wat Ik niet wil, is hij schuldig.

7. Hij moet hardop zeggen wat hij voor verkeerds gedaan heeft. Als hij door wat hij gedaan heeft iets aan een ander schuldig is, moet hij hem betalen wat hij hem schuldig is. En hij moet hem bovendien een boete betalen van een vijfde deel van de waarde van wat hij schuldig was.

8. Maar als die ander niet meer leeft en ook geen familie heeft aan wie hij het kan betalen, moet hij het aan Mij betalen. De priester mag het hebben. De priester krijgt dus niet alleen het mannetjes-schaap dat de man moet offeren om vergeving te krijgen, maar ook dat wat de man moest betalen.

9. Van alle offers die de Israëlieten aan Mij geven, is een deel voor de priester.

10. Maar de rest is voor de man die het offer bracht. Alleen wat hij aan de priester geeft, is voor de priester."

11. De Heer zei tegen Mozes:

12. "Zeg tegen de Israëlieten:

13. en

14. Stel dat een man denkt dat zijn vrouw met een andere man naar bed is geweest. Het kan zijn dat ze dat inderdaad heeft gedaan, maar dat niemand het heeft gezien. Het kan ook zijn dat hij zich vergist en alleen dénkt dat ze dat heeft gedaan. Als hij zijn vrouw dus niet meer vertrouwt, moet hij met haar naar de priester gaan.

15. Hij moet een offer voor haar meebrengen van 1/10 efa [ (2,2 liter) ] meel. Hij mag er geen olijf-olie overheen gieten en er geen wierook bij doen. Want het is een meel-offer van wantrouwen. Het offer brengt in herinnering wat ze gedaan heeft.

16. De priester moet haar bij Mij, bij mijn altaar brengen.