BasisBijbel

Numeri 5:1-9 BasisBijbel (BB)

1. De Heer zei tegen Mozes:

2. "Zeg tegen de Israëlieten dat ze alle mensen met een besmettelijke huidziekte uit het tentenkamp moeten wegsturen. Ook alle mensen die bloed verliezen en alle mensen die onrein zijn doordat ze een dode hebben aangeraakt.

3. Al die mannen en vrouwen moeten jullie het tentenkamp uit sturen, zodat het tentenkamp niet onrein wordt door hen. Want Ik woon bij jullie."

4. Toen stuurden de Israëlieten hen het tentenkamp uit, zoals de Heer tegen Mozes gezegd had.

5. Toen zei de Heer tegen Mozes:

6. "Zeg tegen de Israëlieten: Als iemand iets doet wat Ik niet wil, is hij schuldig.

7. Hij moet hardop zeggen wat hij voor verkeerds gedaan heeft. Als hij door wat hij gedaan heeft iets aan een ander schuldig is, moet hij hem betalen wat hij hem schuldig is. En hij moet hem bovendien een boete betalen van een vijfde deel van de waarde van wat hij schuldig was.

8. Maar als die ander niet meer leeft en ook geen familie heeft aan wie hij het kan betalen, moet hij het aan Mij betalen. De priester mag het hebben. De priester krijgt dus niet alleen het mannetjes-schaap dat de man moet offeren om vergeving te krijgen, maar ook dat wat de man moest betalen.

9. Van alle offers die de Israëlieten aan Mij geven, is een deel voor de priester.