BasisBijbel

Numeri 33:2-16 BasisBijbel (BB)

2. Toen de Israëlieten onder leiding van Mozes en Aäron uit Egypte vertrokken waren, reisden ze van de ene plaats naar de andere. Mozes heeft hun hele tocht van plaats tot plaats opgeschreven. Dat had de Heer hem bevolen. Dit zijn de namen van de plaatsen waar ze hun tentenkamp hebben opgezet.

3. Op de 15e dag van de eerste maand vertrokken ze uit Rameses. Dat was op de dag na het Paasfeest. Ze konden vertrekken dankzij de machtige dingen die God had gedaan. Alle Egyptenaren moesten toekijken hoe ze vertrokken.

4. Zelf waren ze bezig om hun doden te begraven. Want de Heer had alle oudste zonen van de Egyptenaren gedood. Ook had de Heer hun goden gestraft.

5. De Israëlieten vertrokken dus uit Rameses en zetten hun tentenkamp op bij Sukkot.

6. Van Sukkot trokken ze naar Etam. Daar zetten ze hun tentenkamp op aan de rand van de woestijn.

7. Toen ze daar vertrokken gingen ze naar Pi-Hachirot. Dat ligt tegenover Baäl-Sefon. Ze zetten hun tentenkamp op tegenover Migdol.

8. Van Pi-Hachirot gingen ze dwars door de Rietzee de Etam-woestijn in. Na drie dagen zetten ze hun tentenkamp op bij Mara.

9. Van Mara trokken ze naar Elim. In Elim waren twaalf waterbronnen en 70 palmbomen. Daar zetten ze hun tentenkamp op.

10. Ze vertrokken weer van Elim en zetten hun tentenkamp op bij de Rietzee.

11. Van de Rietzee gingen ze naar de Sin-woestijn.

12. Van de Sin-woestijn gingen ze naar Dofka.

13. Van Dofka trokken ze naar Aluz.

14. Van Aluz trokken ze naar Rafidim. Daar zetten ze hun tentenkamp op, maar er was geen water om te drinken.

15. Van Rafidim gingen ze naar de Sinaï-woestijn.

16. Ze vertrokken uit de Sinaï-woestijn en zetten hun tentenkamp op bij Kibrot-Taäva.