BasisBijbel

Numeri 32:19-35 BasisBijbel (BB)

19. Maar wij hoeven geen eigen gebied aan de overkant van de Jordaan. We willen liever het land hier aan de oostkant van de Jordaan hebben."

20. Toen zei Mozes: "Als jullie het zó doen, is het goed. Laat de Heer zien dat jullie je klaarmaken voor de strijd.

21. Daarna moeten jullie de Jordaan oversteken. Daar moeten jullie blijven totdat de Heer al zijn vijanden uit het land heeft weggejaagd,

22. en alle volken die er wonen vernietigd zijn. Daarna mogen jullie teruggaan. Alleen zó hebben jullie je plicht gedaan tegenover de Heer en tegenover Israël. Dan zullen jullie dit land hier mogen hebben.

23. Maar als jullie dat niet doen, zijn jullie ongehoorzaam aan de Heer. En jullie zullen merken dat jullie ongehoorzaamheid gevolgen zal hebben.

24. Bouw dus steden voor jullie gezinnen en stallen voor jullie vee en doe wat jullie beloofd hebben."

25. De stammen van Gad en Ruben antwoordden Mozes: "Dat zullen we doen.

26. Onze kinderen, vrouwen, spullen en vee zullen hier blijven, in de steden van Gilead.

27. Maar wij zullen ons klaarmaken voor de strijd. Wij zullen met de Heer oversteken om het land te veroveren, zoals u gezegd heeft."

28. Toen zei Mozes tegen de priester Eleazar, Jozua en alle leiders van de stammen van de Israëlieten:

29. "Jullie moeten de stammen van Gad en van Ruben het land Gilead als eigen gebied geven. Maar alleen als ze met jullie de Jordaan oversteken en jullie helpen om samen met de Heer het land voor jullie te veroveren.

30. Als ze níet met jullie oversteken, moeten ze bij jullie in Kanaän gaan wonen."

31. Toen antwoordden de stammen van Gad en Ruben: "We zullen doen wat de Heer ons gezegd heeft.

32. Wijzelf zullen goed bewapend oversteken naar Kanaän. Maar ons eigen gebied zal aan deze kant van de Jordaan zijn."

33. Zo gaf Mozes dat gebied aan de stammen van Gad en Ruben en de halve stam van Manasse, de zoon van Jozef. Het was het land van koning Sihon en de Amorieten, en het land Bazan van koning Og met alle steden in die gebieden.

34. De stam van Gad herbouwde Dibon, Atarot, Aroër,

35. Atrot-Sofan, Jaëzer, Jogbeha,