BasisBijbel

Numeri 27:5-16 BasisBijbel (BB)

5. Mozes ging met hun vraag naar de Heer.

6. En de Heer zei tegen Mozes:

7. "De dochters van Zelafead hebben gelijk. Je moet hun een eigen stuk grond geven, net als de broers van hun vader. Ze moeten het stuk grond krijgen dat voor hun vader zou zijn geweest.

8. Zeg tegen de Israëlieten: Als iemand sterft zonder dat hij een zoon heeft gekregen, moet zijn dochter de grond erven.

9. Als hij ook geen dochters heeft, moeten zijn broers de grond erven.

10. Als hij geen broers heeft, moeten de broers van zijn vader de grond erven.

11. En als zijn vader geen broers heeft, moet je zijn grond geven aan het meest nabije familielid uit zijn familie. Die mag het dan hebben." Dit zal voor de Israëlieten de wet zijn, zoals de Heer die aan Mozes bevolen heeft.

12. De Heer zei tegen Mozes: "Klim de berg Abarim op. Daar zal Ik je het land laten zien dat Ik aan de Israëlieten heb gegeven.

13. Daarna zul jij ook sterven, net als je broer Aäron.

14. Want in de Zin-woestijn, toen het volk tegen Mij in opstand kwam, heb je Mij niet gehoorzaamd. Je hebt Mij daar bij het water niet geëerd." De Heer bedoelde het water van Meriba bij Kades in de Zin-woestijn.

15. Toen zei Mozes tegen de Heer:

16. "Heer, God van alles wat leeft, geef het volk alstublieft een andere leider.