BasisBijbel

Numeri 27:2-12 BasisBijbel (BB)

2. Ze kwamen naar de ingang van de tent van ontmoeting. Ze wilden iets vragen aan Mozes, de priester Eleazar en de leiders.

3. Ze zeiden tegen hen: "Onze vader is in de woestijn gestorven. Maar hij hoorde niet bij de bende van Korach die tegen de Heer in opstand kwam. Hij is om zijn eigen ongehoorzaamheid gestorven. Onze vader had geen zonen.

4. Moet nu de naam van onze vader uit het volk verdwijnen, omdat hij geen zoon heeft? Geef ons alstublieft ook een eigen stuk grond, net als de broers van onze vader."

5. Mozes ging met hun vraag naar de Heer.

6. En de Heer zei tegen Mozes:

7. "De dochters van Zelafead hebben gelijk. Je moet hun een eigen stuk grond geven, net als de broers van hun vader. Ze moeten het stuk grond krijgen dat voor hun vader zou zijn geweest.

8. Zeg tegen de Israëlieten: Als iemand sterft zonder dat hij een zoon heeft gekregen, moet zijn dochter de grond erven.

9. Als hij ook geen dochters heeft, moeten zijn broers de grond erven.

10. Als hij geen broers heeft, moeten de broers van zijn vader de grond erven.

11. En als zijn vader geen broers heeft, moet je zijn grond geven aan het meest nabije familielid uit zijn familie. Die mag het dan hebben." Dit zal voor de Israëlieten de wet zijn, zoals de Heer die aan Mozes bevolen heeft.

12. De Heer zei tegen Mozes: "Klim de berg Abarim op. Daar zal Ik je het land laten zien dat Ik aan de Israëlieten heb gegeven.