BasisBijbel

Numeri 24:1-13 BasisBijbel (BB)

1. Bileam begreep dat God het volk Israël wilde zegenen. Daarom deed hij niet, zoals de eerste en de tweede keer, zijn bezweringen [ om aan de te Heer vragen wat hij moest zeggen ].

2. Hij keek naar de woestijn en zag het tentenkamp van het volk Israël. Het tentenkamp was opgezet in groepen volgens de stammen waar iedereen bij hoorde. Toen kwam Gods Geest over hem.

3. Hij zei: "Dit zegt Bileam,de man met het open oog.

4. Dit zegt de man die hoort wat God zegt,die [ in zijn geest ] dingen ziet die de Almachtige God hem laat zien.

5. Wat zijn jullie tenten gezegend, volk van Jakob,en de plaatsen waar jullie wonen ook, volk van Israël!

6. Jullie dorpen en steden zullen de dalen vullen.Ze zullen zo mooi zijn als tuinen langs een rivier.De Heer heeft ze geplant,zoals sandelbomen en cederbomen die langs het water staan.

7. Er zal altijd water uit jullie emmers stromen,er zal altijd overvloedig zaad zijn.Jullie koning zal machtiger zijn dan Agag, [ de koning van Amalek ].Geen koninkrijk zal machtiger zijn.

8. God, die hen uit Egypte bevrijdde, zal hen verdedigen [ als een buffel ] met sterke horens.Hij zal vijandelijke volken vernietigen,hun botten breken,hen met zijn pijlen doorboren.

9. Hij ligt op de loer als een leeuw, als een machtige leeuw.Wie durft Hem uit te dagen?Gezegend zijn de mensen die Israël zegenen.En vervloekt zijn de mensen die Israël vervloeken."

10. Toen werd Balak woedend op Bileam. Hij schudde zijn vuisten naar Bileam en zei: "Ik heb je geroepen om mijn vijanden te vervloeken! En kijk eens, nu heb je hen drie keer achter elkaar gezegend!

11. Maak dat je wegkomt en ga naar huis! Ik had gezegd dat ik je rijk zou belonen, maar de Heer heeft ervoor gezorgd dat je geen beloning krijgt!"

12. Maar Bileam zei tegen Balak: "Ik had toch gezegd tegen de boodschappers die mij kwamen halen:

13. 'Al gaf Balak mij zijn huis vol goud of zilver, ik kan niet ongehoorzaam zijn aan het bevel van de Heer, door uit mijzelf iets goeds of iets slechts over het volk te zeggen. Wat de Heer zal spreken, dát zal ik zeggen.'