BasisBijbel

Numeri 22:24-40 BasisBijbel (BB)

24. Toen ging de Engel van de Heer op een weg tussen de wijngaarden staan, op een plaats waar aan beide kanten een muur langs de weg was.

25. Toen de ezel de Engel van de Heer zag, drukte hij zich tegen de muur aan, zodat Bileams voet klem kwam te zitten tegen de muur. Hij sloeg de ezel opnieuw.

26. Toen ging de Engel van de Heer verderop staan, op een smalle plek waar geen ruimte was om langs Hem heen te komen.

27. Toen de ezel de Engel van de Heer weer zag, ging hij onder Bileam op de grond liggen. Bileam werd woedend en begon de ezel met zijn stok te slaan.

28. Toen zorgde de Heer ervoor dat de ezel kon praten.

29. De ezel zei tegen Bileam: "Je hebt me nu drie keer geslagen. Wat heb ik verkeerd gedaan?" Bileam antwoordde de ezel: "Je zet mij voor gek! Als ik een zwaard bij me had gehad, zou ik je nu doden."

30. Maar de ezel zei: "Je hebt je hele leven al op mij gereden. Heb ik ooit eerder zo tegen je gedaan?" En hij zei: "Nee."

31. Toen liet de Heer Bileam zien wat de ezel al had gezien. Hij zag de Engel van de Heer met zijn zwaard in de hand op de weg staan. Bileam knielde neer en boog zich met zijn gezicht tot de grond.

32. De Engel van de Heer zei tegen hem: "Waarom heb je je ezel nu drie keer geslagen? Ik sta hier als jouw vijand. Want Ik wil niet dat je deze reis maakt.

33. De ezel zag Mij en is drie keer voor Mij opzij gegaan. Als hij dat niet gedaan had, zou Ik jou nu hebben gedood en de ezel in leven hebben gelaten."

34. Toen zei Bileam tegen de Engel van de Heer: "Ik heb verkeerd gedaan. Ik wist niet dat U op de weg stond. Als U het verkeerd vindt dat ik ga, zal ik teruggaan."

35. Maar de Engel van de Heer zei tegen Bileam: "Ga met die mannen mee. Maar spreek alleen de woorden die Ik je geef." Toen ging Bileam met de leiders van Balak mee.

36. Balak hoorde dat Bileam eraan kwam. Hij ging hem tegemoet tot de stad van Moab die langs de Arnon ligt, de grens van het land.

37. Balak zei tegen Bileam: "Ik had je toch dringend gevraagd om te komen? Waarom kwam je niet meteen? Was je bang dat ik je niet goed zou belonen?"

38. Maar Bileam zei tegen Balak: "Ik ben nu toch gekomen? Maar ik weet niet of ik wel iets zal kunnen zeggen. Ik kan alleen de woorden spreken die God mij geeft."

39. Bileam ging met Balak mee naar Kirjat-Huzzot.

40. Daar offerde Balak koeien en schapen. Een deel van het vlees gaf hij aan Bileam en aan de leiders die bij hem waren.