BasisBijbel

Numeri 22:11-28 BasisBijbel (BB)

11. Ze hebben me gezegd dat er een groot volk uit Egypte is gekomen. Een volk dat zó groot is, dat het hele land erdoor bedekt wordt. Koning Balak vraagt mij of ik dat volk voor hem wil komen vervloeken. Hij hoopt het dan te kunnen overwinnen en te kunnen wegjagen."

12. Toen zei God tegen Bileam: "Je mag niet met hen meegaan. Je mag dat volk niet vervloeken, want Ik heb het gezegend."

13. Bileam stond 's morgens op en zei tegen de leiders van Balak: "Ga naar jullie land terug, want ik mag van de Heer niet met jullie meegaan."

14. Toen gingen de leiders van Moab terug naar koning Balak. Ze zeiden hem: "Bileam wilde niet met ons meekomen."

15. Maar Balak stuurde opnieuw leiders, meer en belangrijker dan de vorige.

16. Toen ze bij Bileam kwamen, zeiden ze: "Koning Balak vraagt of je alsjeblieft wil komen.

17. Hij zal je een grote beloning geven. Hij zal je alles geven wat je vraagt. Als je dat volk maar voor hem vervloekt."

18. Maar Bileam antwoordde de mannen van Balak: "Al gaf Balak mij zijn huis vol zilver en goud, ik kan niet ongehoorzaam zijn aan het bevel van mijn Heer God. Niet in grote dingen, maar ook niet in kleine dingen.

19. Maar blijf vannacht hier. Dan zal ik zien wat de Heer mij hierover nog wil zeggen."

20. Die nacht kwam God naar Bileam toe en zei tegen hem: "Ga maar met die mannen mee, nu ze zijn gekomen om je te halen. Maar doe alleen wat Ik je zeg."

21. Toen stond Bileam 's morgens op, zadelde zijn ezel en ging met de leiders van Moab mee.

22. Maar God was vreselijk boos dat Bileam meeging. Hij stuurde zijn Engel om hem tegen te houden. Bileam reed op zijn ezel en had twee dienaren bij zich.

23. De ezel zag de Engel van de Heer met zijn zwaard in de hand op de weg staan. Daarom ging de ezel van de weg af, de akker op. Bileam sloeg de ezel om hem naar de weg terug te krijgen.

24. Toen ging de Engel van de Heer op een weg tussen de wijngaarden staan, op een plaats waar aan beide kanten een muur langs de weg was.

25. Toen de ezel de Engel van de Heer zag, drukte hij zich tegen de muur aan, zodat Bileams voet klem kwam te zitten tegen de muur. Hij sloeg de ezel opnieuw.

26. Toen ging de Engel van de Heer verderop staan, op een smalle plek waar geen ruimte was om langs Hem heen te komen.

27. Toen de ezel de Engel van de Heer weer zag, ging hij onder Bileam op de grond liggen. Bileam werd woedend en begon de ezel met zijn stok te slaan.

28. Toen zorgde de Heer ervoor dat de ezel kon praten.