BasisBijbel

Numeri 15:15-33 BasisBijbel (BB)

15. Voor iedereen, Israëliet of vreemdeling, is er maar één wet.

16. Het is een eeuwige wet die geldt voor iedereen die als Israëliet geboren is en voor iedereen die als vreemdeling bij jullie woont."

17. De Heer zei tegen Mozes:

18. "Zeg tegen de Israëlieten: Als jullie in het land zijn gekomen waar Ik jullie naartoe ga brengen,

19. moeten jullie een deel van de graanoogst aan Mij geven.

20. Van het eerste deel van het meel dat jullie hebben gemalen, moeten jullie voor Mij een koek bakken. Jullie moeten die koek naar Mij omhoog houden en heen en weer bewegen. Net zoals jullie dat doen met het eerste deel van het graan dat jullie uit de halmen geklopt hebben.

21. Dus van het eerste deel van het meel moeten jullie Mij een beweeg-offer brengen. Dat geldt ook voor alle families ná jullie.

22. en

23. Als jullie je nu of in de toekomst per ongeluk niet gehouden hebben aan één van de wetten die Ik aan Mozes gegeven heb,

24. dus als het hele volk per ongeluk iets niet heeft gedaan wat Ik heb bevolen, moet het volk een jonge stier als brand-offer offeren, met het meel-offer en het wijn-offer die daarbij horen. Verder een mannetjes-geit als vergevings-offer.

25. Daarmee moet de priester voor het hele volk van Israël aan Mij om vergeving vragen, en Ik zal het hun vergeven. Want ze hadden het niet expres gedaan, en ze hebben Mij op mijn altaar een vergevings-offer gegeven voor de dingen die ze per ongeluk verkeerd gedaan hadden.

26. Het hele volk Israël zal vergeving krijgen. Ook de vreemdelingen die bij jullie wonen. Want het was per ongeluk gebeurd.

27. Als één mens per ongeluk iets verkeerds gedaan heeft, moet hij een vrouwtjes-geit van één jaar als vergevings-offer offeren.

28. Daarmee moet de priester aan Mij om vergeving vragen voor de persoon die per ongeluk iets verkeerds gedaan had. En hij zal vergeving krijgen.

29. Voor iedereen is er maar één wet. Die geldt voor iedereen die als Israëliet geboren is, en voor iedereen die als vreemdeling bij jullie woont. Dit is de wet voor iemand die per ongeluk iets verkeerds doet.

30. Maar als iemand Mij expres ongehoorzaam is, moet hij worden gedood. Het maakt niet uit of hij als Israëliet geboren is, of als vreemdeling bij jullie woont. Hij heeft geen ontzag voor Mij. Daarom moet hij worden gedood.

31. Want hij had geen zin om naar Mij te luisteren en heeft niet gedaan wat Ik heb bevolen. Hij verdient de doodstraf."

32. Terwijl de Israëlieten in de woestijn waren, werd er iemand betrapt die op de heilige rustdag hout aan het verzamelen was.

33. De mannen die hem betrapt hadden, brachten hem naar Mozes en Aäron en het hele volk.