BasisBijbel

Numeri 13:5-19 BasisBijbel (BB)

5. Safat, de zoon van Hori, van de stam van Simeon.

6. Kaleb, de zoon van Jefunne, van de stam van Juda.

7. Jigeal, de zoon van Jozef, van de stam van Issaschar.

8. Hosea, de zoon van Nun, van de stam van Efraïm.

9. Palti, de zoon van Rafu, van de stam van Benjamin.

10. Gaddiël, de zoon van Sodi, van de stam van Zebulon.

11. Gaddi, de zoon van Susi, van de stam van Manasse van de stam van Jozef.

12. Ammiël, de zoon van Gemalli, van de stam van Dan.

13. Setur, de zoon van Michaël, van de stam van Aser.

14. Nabi, de zoon van Wofsi, van de stam van Naftali.

15. Guël, de zoon van Machi, van de stam van Gad.

16. Dit zijn de mannen die Mozes er op uit stuurde om het land te verkennen. En Mozes gaf Hosea [ (= 'helper') ], de zoon van Nun, een andere naam: Jozua [ (= 'de Heer helpt') ].

17. Mozes stuurde hen er op uit om het land te verkennen. Hij zei tegen hen: "Trek door het Zuiderland het bergland in.

18. Ga kijken wat voor land het is, en wat voor volk er woont. Of dat volk sterk is of zwak, en of ze met veel mensen zijn of met weinig.

19. Kijk of het land waarin dat volk woont goed is of slecht. En of er muren om hun steden staan of niet, of dat ze in tenten wonen.