BasisBijbel

Numeri 13:13-24 BasisBijbel (BB)

13. Setur, de zoon van Michaël, van de stam van Aser.

14. Nabi, de zoon van Wofsi, van de stam van Naftali.

15. Guël, de zoon van Machi, van de stam van Gad.

16. Dit zijn de mannen die Mozes er op uit stuurde om het land te verkennen. En Mozes gaf Hosea [ (= 'helper') ], de zoon van Nun, een andere naam: Jozua [ (= 'de Heer helpt') ].

17. Mozes stuurde hen er op uit om het land te verkennen. Hij zei tegen hen: "Trek door het Zuiderland het bergland in.

18. Ga kijken wat voor land het is, en wat voor volk er woont. Of dat volk sterk is of zwak, en of ze met veel mensen zijn of met weinig.

19. Kijk of het land waarin dat volk woont goed is of slecht. En of er muren om hun steden staan of niet, of dat ze in tenten wonen.

20. Kijk of de grond goed is of slecht en of er bossen zijn of niet. Wees niet bang. Breng ook iets mee van de vruchten van het land." Het was toen net de tijd dat de eerste druiven rijp waren.

21. Ze vertrokken en verkenden het land vanaf de Zin-woestijn tot aan Rehob, waar de weg naar Hamat begint.

22. Ze trokken door het Zuiderland, tot aan Hebron. Daar woonden Ahiman, Sesai en Talmai, uit de familie van Enak . (Hebron is zeven jaar eerder gebouwd dan Zoan in Egypte.)

23. Toen ze in het Eskol-dal gekomen waren, sneden ze daar een tak met een tros druiven af. Die tros was zó zwaar, dat ze hem met z'n tweeën aan een draagstok moesten dragen. Ook namen ze granaatappels en vijgen mee.

24. Ze noemden dat dal Eskol [ (= 'tros') ], omdat ze daar de druiventros hadden afgesneden.