BasisBijbel

Numeri 11:28-35 BasisBijbel (BB)

28. Jozua, de zoon van Nun, één van de jonge mannen die Mozes dienden, antwoordde: "Mijn heer Mozes, verbied hun dat!"

29. Maar Mozes zei tegen hem: "Wil je het voor mij opnemen? Maar ik zou wel willen dat de Heer met zijn Geest álle mensen van dit volk liet profeteren!"

30. En Mozes ging met de leiders terug naar het tentenkamp.

31. Toen zorgde de Heer ervoor dat het ging waaien. De wind bracht kwartels mee uit de richting van de zee. De vogels streken neer in het hele tentenkamp. Ze lagen tot een dagreis ver rond het kamp, in een laag van ongeveer 2 el [ (90 cm) ] dik.

32. Die hele dag en de hele nacht en de hele volgende dag waren de mensen bezig om de vogels te verzamelen. De man die het minste had verzameld, had nog altijd 10 homer [ (2200 liter) ]. Ze spreidden de vogels uit rond het tentenkamp [ om het vlees te drogen ].

33. Maar toen ze ervan aten en het vlees nog tussen hun tanden hadden, werd de Heer vreselijk boos. Hij strafte hen, nog vóórdat ze het vlees doorgeslikt hadden. Hij doodde heel veel mensen [ omdat ze zo zaten te schrokken ].

34. Daarom noemden ze die plaats Kibrot-Taäva [ (= 'graven van de schrokkers') ], omdat ze daar de mensen begroeven die zo hadden zitten schrokken.

35. Van Kibrot-Taäva trok het volk naar Hazerot. Daar zetten ze hun tenten op.