BasisBijbel

Numeri 11:1-19 BasisBijbel (BB)

1. Maar het volk begon te mopperen en te klagen. De Heer hoorde het en werd er vreselijk boos over. Hij liet een grote brand ontstaan aan de rand van het tentenkamp.

2. Het volk schreeuwde Mozes om hulp en Mozes bad tot de Heer. Toen doofde het vuur.

3. Daarom noemden ze die plaats Tabera [ (= 'brand') ], omdat daar het vuur van de Heer had gebrand.

4. De vreemdelingen die met hen uit Egypte meegereisd waren, begonnen terug te verlangen naar Egypte. Toen gingen ook de Israëlieten weer mopperen en klagen: "Hadden we maar vlees te eten!

5. En weet je nog hoeveel vis we in Egypte zomaar konden eten! En wat hadden we een lekkere komkommers en meloenen, preien, uien en knoflook!

6. Maar nu drogen we uit. Er is helemaal niets te eten. We hebben alleen maar dat manna ."

7. Het manna smaakte naar korianderzaad en had de kleur van balsemhars.

8. Het volk ging het elke dag verzamelen. Daarna maalden ze het of stampten ze het fijn. Daarna kookten ze het en maakten er koeken van, die naar oliekoeken smaakten.

9. Telkens wanneer 's nachts de dauw op het tentenkamp neerkwam, kwam ook het manna op het kamp neer.

10. Mozes hoorde hoe de mensen bij hun tenten klaagden. En de Heer werd vreselijk boos. Ook Mozes vond het verkeerd dat ze zo klaagden.

11. Hij zei tegen de Heer: "Waarom maakt U het mij toch zo moeilijk? Waarom doet U mij dit aan? Waarom moet ík voor dit volk zorgen?

12. Is dit hele volk soms míjn kind? Is het soms uit míj geboren? Want U zegt tegen mij: 'Draag dit volk en zorg voor dit volk, zoals een moeder voor haar baby zorgt.' Waarom moet ík het naar het land brengen dat U aan hun voorvaders [ Abraham, Izaäk en Jakob ] heeft beloofd?

13. Ze zeuren aldoor bij mij om vlees! Maar waar moet ik vlees vandaan halen voor zoveel mensen?

14. Ik kan het niet aan om in mijn eentje voor dit volk te zorgen. Het is te moeilijk!

15. Als ik het alleen moet doen, heb ik liever dat U mij doodt. Dan ben ik van al die ellende af!"

16. Toen zei de Heer tegen Mozes: "Breng 70 mannen uit dit volk bij Mij. Mannen van wie je weet dat zij leiders zijn onder het volk. Breng hen naar de tent van ontmoeting. Daar moeten ze bij jou gaan staan.

17. Dan zal Ik naar beneden komen en daar met je spreken. En een deel van de Geest die op jou is, zal Ik ook op hen leggen. Dan kunnen zij samen met jou voor dit volk zorgen. Dan hoef je het niet meer alleen te doen.

18. En zeg tegen het volk: Maak je klaar om morgen de Heer te ontmoeten. Dan zullen jullie vlees te eten hebben. Jullie hebben immers tegen de Heer gejammerd: 'We willen zo graag vlees eten! In Egypte hadden we het zo goed!' De Heer zal jullie vlees geven en jullie zullen het eten.

19. Jullie zullen het niet één dag eten, geen twee dagen, geen vijf dagen, geen tien dagen en geen 20 dagen, maar een hele maand lang.