Numeri

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36

BasisBijbel

Numeri 5 BasisBijbel (BB)

Mensen die niet rein zijn, moeten het tentenkamp uit

1. De Heer zei tegen Mozes:

2. "Zeg tegen de Israëlieten dat ze alle mensen met een besmettelijke huidziekte uit het tentenkamp moeten wegsturen. Ook alle mensen die bloed verliezen en alle mensen die onrein zijn doordat ze een dode hebben aangeraakt.

3. Al die mannen en vrouwen moeten jullie het tentenkamp uit sturen, zodat het tentenkamp niet onrein wordt door hen. Want Ik woon bij jullie."

4. Toen stuurden de Israëlieten hen het tentenkamp uit, zoals de Heer tegen Mozes gezegd had.

Wet voor mensen die iemand iets schuldig zijn

5. Toen zei de Heer tegen Mozes:

6. "Zeg tegen de Israëlieten: Als iemand iets doet wat Ik niet wil, is hij schuldig.

7. Hij moet hardop zeggen wat hij voor verkeerds gedaan heeft. Als hij door wat hij gedaan heeft iets aan een ander schuldig is, moet hij hem betalen wat hij hem schuldig is. En hij moet hem bovendien een boete betalen van een vijfde deel van de waarde van wat hij schuldig was.

8. Maar als die ander niet meer leeft en ook geen familie heeft aan wie hij het kan betalen, moet hij het aan Mij betalen. De priester mag het hebben. De priester krijgt dus niet alleen het mannetjes-schaap dat de man moet offeren om vergeving te krijgen, maar ook dat wat de man moest betalen.

9. Van alle offers die de Israëlieten aan Mij geven, is een deel voor de priester.

10. Maar de rest is voor de man die het offer bracht. Alleen wat hij aan de priester geeft, is voor de priester."

Wet voor mannen die hun vrouw niet meer vertrouwen

11. De Heer zei tegen Mozes:

12. "Zeg tegen de Israëlieten:

13. en

14. Stel dat een man denkt dat zijn vrouw met een andere man naar bed is geweest. Het kan zijn dat ze dat inderdaad heeft gedaan, maar dat niemand het heeft gezien. Het kan ook zijn dat hij zich vergist en alleen dénkt dat ze dat heeft gedaan. Als hij zijn vrouw dus niet meer vertrouwt, moet hij met haar naar de priester gaan.

15. Hij moet een offer voor haar meebrengen van 1/10 efa [ (2,2 liter) ] meel. Hij mag er geen olijf-olie overheen gieten en er geen wierook bij doen. Want het is een meel-offer van wantrouwen. Het offer brengt in herinnering wat ze gedaan heeft.

16. De priester moet haar bij Mij, bij mijn altaar brengen.

17. Hij moet heilig water in een kruik doen. Daarna moet hij aarde nemen van de grond in de tent en die in het water doen.

18. Hij moet het haar van de vrouw losmaken en het meel-offer van wantrouwen op haar open handen leggen. Het bittere water dat vervloeking brengt, houdt hij in zijn hand.

19. Dan moet hij haar laten zweren dat ze onschuldig is. En hij zal tegen haar zeggen: 'Als je niet met een andere man naar bed bent geweest, zal dit bittere water je geen kwaad doen.

20. Maar als je wél met een andere man naar bed bent geweest en je dus ontrouw aan je eigen man bent geweest,

21. zal de Heer je vervloeken. Je zal geen kinderen meer kunnen krijgen en je buik zal opzwellen.

22. Want dit water dat de vervloeking over je brengt, zal dan je buik laten opzwellen en je zal geen kinderen meer kunnen krijgen.' Dan moet de vrouw zeggen: 'Amen. Zo zal het zijn.'

23. Daarna moet de priester deze vervloeking op een briefje opschrijven en de tekst met het bittere water afwassen.

24. Dan moet hij de vrouw het bittere water dat de vervloeking brengt, laten opdrinken. Als ze heeft gelogen, zal het bittere water dat de vervloeking brengt, bitter in haar worden [ en haar ziek maken ].

25. Daarna moet de priester het meel-offer van wantrouwen uit de handen van de vrouw nemen, het naar Mij omhoog houden en heen en weer bewegen. Daarna moet hij het naar mijn altaar brengen.

26. Dan moet hij een handvol van het offer nemen en op het altaar verbranden. Dat betekent dat het hele meel-offer aan Mij is gegeven, ook al wordt er maar een deel van verbrand. Daarna moet hij de vrouw het water laten opdrinken.

27. Als ze ontrouw is geweest aan haar man, zal door het bittere water haar buik opzwellen. Ze zal geen kinderen meer kunnen krijgen. Ze zal vervloekt zijn.

28. Maar als ze niet ontrouw aan haar man is geweest, zal de straf niet over haar komen. Ze zal gewoon kinderen kunnen krijgen.

29. Dit is de wet voor mannen die hun vrouw niet meer vertrouwen.

30. Dit moeten ze doen als ze denken dat hun vrouw ontrouw is geweest en met een andere man naar bed is geweest. Hij moet zijn vrouw bij Mij brengen en de priester moet al deze dingen doen.

31. Haar man is onschuldig, maar de vrouw zal worden gestraft als ze schuldig is."