Numeri

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36

BasisBijbel

Numeri 25 BasisBijbel (BB)

Israël aanbidt Baäl-Peor en is ontrouw aan God

1. Toen Israël in Sittim woonde, liepen de mannen achter de vrouwen en meisjes van Moab aan.

2. Deze vrouwen haalden de mannen van Israël over om mee te doen met de offerfeesten voor hun goden. Zo gingen ook zij die goden aanbidden.

3. Ze deden mee met het aanbidden van Baäl-Peor. Daarom werd de Heer woedend op het volk Israël.

4. Hij zei tegen Mozes: "Laat alle leiders van het volk in de volle zon ophangen. Dan zal mijn woede overgaan."

5. Toen zei Mozes tegen de rechters van Israël: "Dood alle mensen die meedoen met de afgodendienst aan Baäl-Peor."

6. Huilend stond het volk bij de ingang van de tent van ontmoeting. Op dat moment zagen Mozes en alle anderen dat één van de Israëlieten juist een vrouw van Midian [ naar zijn tent ] meenam .

7. Toen Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, dat zag, stond hij op en pakte een speer.

8. Hij volgde de man tot in de tent en stak de speer dwars door de man en de vrouw heen. Toen hield de ziekte op die onder het volk was uitgebroken.

9. Er waren 24.000 mensen aan de ziekte gestorven.

10. De Heer zei tegen Mozes:

11. "Pinehas heeft een einde gemaakt aan mijn woede tegen de Israëlieten, doordat hij zo vurig voor Mij is opgekomen. Dankzij hem heb Ik in mijn woede niet alle Israëlieten gedood.

12. Zeg hem daarom dat Ik met hem een verbond van vriendschap sluit.

13. Omdat hij zo vurig voor Mij is opgekomen, beloof Ik hem dat hij en zijn familie ná hem voor altijd priesters zullen zijn. Dat beloof Ik omdat hij ervoor heeft gezorgd dat Ik de Israëlieten vergaf."

14. De Israëliet die tegelijk met de vrouw uit Midian werd gedood, heette Zimri. Hij was de zoon van Salu, één van de leiders van de stam van Simeon.

15. De gedode vrouw uit Midian heette Kozbi. Ze was de dochter van Zur, één van de stamhoofden van Midian.

16. Toen zei de Heer tegen Mozes:

17. "Dood de Midianieten, want ze zijn jullie vijanden.

18. Want ze hebben jullie in de val laten lopen. Deze hele gebeurtenis met Baäl-Peor en met Kozbi was hún plan." (Kozbi was de dochter van het stamhoofd uit Midian. Zij werd gedood toen de ziekte onder het volk was uitgebroken.)