BasisBijbel

Numeri 21:2-18 BasisBijbel (BB)

2. Toen deed het volk Israël een belofte aan de Heer: "Als U dit volk helemaal in onze macht geeft, zullen we al hun steden verwoesten."

3. De Heer luisterde naar hen en gaf hun de overwinning over de Kanaänieten. Ze doodden hen en verwoestten hun steden. Daarom noemde Mozes die plaats Horma [ (= 'vernietiging') ].

4. Ze vertrokken van de berg Hor in de richting van de Rietzee. Want zo wilden ze om het land Edom heen trekken. Maar het volk werd onderweg ongeduldig.

5. Ze mopperden en klaagden tegen God en tegen Mozes: "Waarom hebben jullie ons uit Egypte meegenomen? Om ons dood te laten gaan in de woestijn? Want er is hier geen brood en geen water. En dat flauwe spul [ (het manna) ] komt ons de neus uit."

6. Toen stuurde de Heer giftige slangen op hen af, die hen beten. Heel veel mensen stierven.

7. Toen ging het volk naar Mozes en zei: "We hebben verkeerd gedaan, want we hebben tegen de Heer en tegen jou gemopperd. Vraag alsjeblieft aan de Heer dat Hij ervoor zorgt dat de slangen weggaan!" Toen bad Mozes voor het volk.

8. En de Heer zei tegen Mozes: "Maak een gifslang [ van koper ] en zet die op een paal. Iedereen die gebeten is, moet naar die slang kijken. Dan zal hij blijven leven."

9. Toen maakte Mozes een koperen slang en zette die op een paal. Als iemand was gebeten en naar de koperen slang keek, bleef hij in leven.

10. Daarna vertrokken de Israëlieten naar Obot. Daar zetten ze hun tenten op.

11. Van Obot trokken ze naar de heuvels van Abarim. Die liggen in de woestijn die aan de oostkant van Moab ligt.

12. Vandaar gingen ze naar de Zered-beek.

13. Van de Zered trokken ze naar de overkant van de Arnon. De Arnon stroomt in de woestijn en komt uit het gebied van de Amorieten. Want de Arnon is de grens tussen Moab en de Amorieten.

14. (Daarom wordt er gezegd in het Boek van de Oorlogen van de Heer: 'Waheb in Sufa, en de dalen van de Arnon,

15. en op de hellingen van de beken die stromen naar de plaats Ar en tot aan de grens van Moab komen.')

16. Vandaar gingen ze naar Beër. Daar bij Beër is de bron waarvan de Heer tegen Mozes zei: "Laat het volk bij elkaar komen, dan zal Ik ze water geven."

17. Daar maakte het volk dit lied: 'Borrel op, bron!Zing om de beurt van de bron,

18. de bron die door koningen is gegraven,die door de leiders van het volk is geboord met een koningsstaf,met een heersersstaf.'