BasisBijbel

Nehemia 7:58-73 BasisBijbel (BB)

58. Jaëla, Darkon, Giddel,

59. Sefatja, Hattil, Pocheret-Hazzebaïm en Amon.

60. In totaal 392 mannen.

61. Uit Tel-Mela, Tel-Harsa, Kerub, Addon en Immer kwam ook een aantal mannen die niet konden bewijzen dat hun families bij het volk Israël hoorden.

62. Dat waren 642 mannen uit de familie van Delaja, Tobia en Nekoda.

63. Ook een aantal mannen uit de priesterfamilies, namelijk uit de familie van Habaja, Koz, en Barzillai. Barzillai was getrouwd met een dochter van [ een andere ] Barzillai uit Gilead. Hij had hun naam overgenomen.

64. Deze priesters konden niet bewijzen dat ze bij het volk Israël hoorden. Hun namen waren niet te vinden op de namenlijsten van Israël. Daarom werd tegen hen gezegd dat ze geen priester mochten worden.

65. Nehemia besloot over hen dat ze daarom niet mochten eten van het allerheiligste deel van de offers dat voor de priesters was. Dat werd hun verboden totdat er weer een hogepriester zou zijn die met de Urim en Tummim de Heer om raad zou vragen.

66. In totaal gingen er 42.360 mannen terug.

67. Verder nog 7337 slaven en slavinnen, 245 zangers en zangeressen,

68. 736 paarden, 245 muil-ezels,

69. 435 kamelen en 6720 ezels.

70. Een aantal familiehoofden gaf geschenken voor de tempel. Zo gaf de bestuurder van de provincie goud ter waarde van 1000 Perzische gouden munten, 50 offerschalen en 530 stel kleren voor de priesters.

71. Andere familiehoofden gaven voor het werk aan de tempel goud ter waarde van 20.000 Perzische gouden munten, en zilver ter waarde van 2200 ponden [ (1100 kilo) ].

72. De rest van het volk gaf goud ter waarde van 20.000 Perzische gouden munten, zilver ter waarde van 2.000 ponden [ (1000 kilo) ] en 67 stel kleren voor de priesters.

73. Zo gingen de priesters, de Levieten, de poortwachters, de zangers, sommigen van het volk en de tempelknechten wonen in de steden waar ze vandaan kwamen. De rest van de Israëlieten ging in de andere steden wonen.