BasisBijbel

Micha 7:8-20 BasisBijbel (BB)

8. Vijand, verheug je maar niet over mij. Als ik val, zal ik weer opstaan. Als het donker om mij heen wordt, zal de Heer mij licht geven.

9. Ik ben de Heer ongehoorzaam geweest. Daarom zal ik zijn straf verdragen, totdat Hij weer voor mij opkomt en over mij rechtspreekt. Dan zal Hij mij uit het donker naar het licht leiden. Ik zal met eigen ogen zien, dat Hij voor mij zal opkomen.

10. Ook mijn vijand zal het zien. Hij zal bedrogen uitkomen, want hij heeft tegen mij gezegd: 'Waar is nu die God van jou?' Ik zal het zien als hij vertrapt wordt zoals afval in de straten.

11. Maar op een dag zal Hij de stadsmuren weer opbouwen. In die tijd zullen de grenzen vergroot worden.

12. Vanaf Assur tot Egypte en vanaf Egypte tot aan de Rivier [ (= de Eufraat) ], vanaf de ene zee [ in het westen ] tot aan de andere zee [ in het oosten ] en vanaf alle bergen zullen in die tijd de mensen naar jullie toe komen.

13. Maar het land zal [ eerst ] verwoest worden vanwege alle slechte dingen die de mensen hebben gedaan.

14. [ Micha zegt: ] Heer, zorg als een herder voor uw volk. Leid uw schapen met uw staf, schapen die apart wonen in een bos midden tussen vruchtbare velden. Laat hen grazen in Basan en in Gilead, zoals vroeger.

15. [ De Heer antwoordt: ] Net als in de tijd toen jullie uit Egypte vertrokken, zal Ik de volken wonderen laten zien.

16. De volken zullen ze zien en voor schut staan. Want ze zullen zien dat hun macht niets voorstelt. Ze zullen niets meer durven zeggen en niets meer willen horen.

17. [ Micha zegt: ] Ze zullen door het stof kruipen. Ze zullen bevend uit hun burchten komen. Sidderend zullen ze komen naar onze Heer God. Ze zullen diep ontzag voor U hebben.

18. Welke god is als U? U vergeeft ons alle slechte dingen die we hebben gedaan. U denkt niet langer aan alles waarin uw volk U ongehoorzaam is geweest. U blijft niet voor eeuwig boos. Want U bent vriendelijk en liefdevol.

19. U zal medelijden met ons hebben en weer voor ons zorgen. U zal alles wat wij tegen U verkeerd hebben gedaan, wegdoen. U zal het in de diepste zee gooien.

20. U zal trouw zijn aan Jakob. U zal doen wat U aan Abraham heeft beloofd. U zal doen wat U aan onze voorvaders van lang geleden heeft gezworen.