BasisBijbel

Matteüs 4:8-21 BasisBijbel (BB)

8. Daarna nam de duivel Jezus mee naar een hoge berg. Vanaf die berg liet hij Jezus alle koninkrijken van de wereld zien, met al hun macht en rijkdom.

9. En hij zei tegen Jezus: "Dat geef ik allemaal aan U, als U voor mij neerknielt en mij aanbidt!"

10. Toen zei Jezus: "Ga weg, duivel! Er staat toch ook in de Boeken: 'Aanbid je Heer God en dien alleen Hém.' "

11. Toen liet de duivel Hem met rust. En er kwamen engelen om Hem te dienen.

12. Toen Jezus hoorde dat Johannes gevangen was genomen , ging Hij terug naar Galilea.

13. Hij vertrok uit Nazaret en ging in Kapernaüm wonen. Kapernaüm ligt aan het meer, in het gebied van de stammen van Zebulon en Naftali.

14. Zo zou gebeuren wat de profeet Jesaja vroeger al had gezegd:

15. 'Land van Zebulon en land van Naftali, aan het meer, aan de andere kant van de Jordaan, in het Galilea van de volken , luister!

16. Het volk dat in het donker leeft, heeft een groot licht gezien. Er is een licht gaan schijnen voor de mensen die vlak voor de poorten van de dood leven.'

17. Vanaf dat moment begon Jezus aan de mensen te vertellen: "Ga leven zoals God het wil, want het Koninkrijk van God komt bijna."

18. Op een keer liep Jezus langs het meer van Galilea. Daar zag Hij twee broers: Simon, die ook Petrus wordt genoemd, en Andreas. Ze gooiden een visnet uit in zee, want ze waren vissers.

19. Hij zei tegen hen: "Volg Mij. Dan maak Ik van jullie vissers van mensen."

20. Ze lieten onmiddellijk hun visnetten liggen en gingen met Hem mee.

21. Verderop zag hij nog twee broers: Jakobus en Johannes, zonen van Zebedeüs. Ze waren in hun boot met hun vader de visnetten aan het herstellen. Jezus riep hen.