BasisBijbel

Matteüs 27:54-66 BasisBijbel (BB)

54. De legerhoofdman en de soldaten die Jezus bewaakten, zagen de aardbeving en wat er allemaal gebeurde. Ze werden doodsbang en zeiden: "Ja, dit was écht Gods Zoon!"

55. Er stonden in de verte ook veel vrouwen toe te kijken. Ze hadden Jezus gevolgd uit Galilea, om Hem te dienen.

56. Ook Maria Magdalena, Maria de moeder van Jakobus en Jozef, en de moeder van de zonen van Zebedeüs waren er.

57. Toen het avond was geworden, kwam er een man bij Pilatus. Hij was een leerling van Jezus en heette Jozef. Hij was een rijk man uit Arimatea.

58. Hij vroeg aan Pilatus of hij Jezus mocht begraven. Toen gaf Pilatus het bevel dat ze Jezus' lichaam aan deze Jozef moesten meegeven.

59. Jozef nam het lichaam en wikkelde het in linnen doeken. Hij had voor zichzelf een nieuw graf in de rotsen laten uithakken. Daar legde hij Jezus in.

60. Daarna rolde hij een grote steen voor de ingang van het graf en vertrok.

61. Maria Magdalena en de andere Maria gingen tegenover het graf zitten.

62. De volgende dag, de dag na de voorbereiding , gingen de leiders van de priesters en de Farizeeërs samen naar Pilatus en zeiden:

63. "Heer, we bedachten dat die oplichter toen Hij nog leefde heeft gezegd: 'Na drie dagen zal Ik uit de dood opstaan.'

64. Wilt u daarom alstublieft het graf tot de derde dag laten bewaken. Anders komen zijn leerlingen Hem 's nachts nog weghalen. En dan zeggen ze tegen de mensen dat Hij uit de dood is opgestaan. Dat zou alles nog erger maken dan eerst."

65. Pilatus zei tegen hen: "Hier hebben jullie een paar soldaten. Ga en doe wat jullie willen."

66. Ze gingen weg, verzegelden de steen en zetten de soldaten op wacht bij het graf.