BasisBijbel

Matteüs 27:1-13 BasisBijbel (BB)

1. Het werd ochtend. De leiders van de priesters en de leiders van het volk besloten dat Jezus gedood moest worden.

2. Ze boeiden Hem en brachten Hem naar Pontius Pilatus , de [ Romeinse ] bestuurder van Judea.

3. Judas zag dat Jezus ter dood veroordeeld werd. Toen kreeg hij spijt dat hij Hem had verraden. Hij bracht de 30 zilverstukken terug naar de leiders van de priesters en de leiders van het volk.

4. Hij riep: "Ik heb verkeerd gedaan! Ik heb een onschuldig mens verraden!" Maar ze zeiden: "Wat kan ons dat schelen! Je moet zelf maar zien wat ervan komt!"

5. Judas gooide de 30 zilverstukken de tempel in. Toen liep hij weg en hing zichzelf op.

6. De leiders van de priesters namen de zilverstukken en zeiden: "We kunnen dat geld niet in de geldkist van de tempel doen. Want dit geld heeft bloed gekost."

7. Daarom besloten ze er de akker van de pottenbakker van te kopen. Daar zouden ze dan een begraafplaats voor buitenlanders van maken.

8. Daarom wordt dat stuk land nog steeds 'Bloedakker' genoemd.

9. Zo gebeurde wat vroeger al door de profeet Jeremia is gezegd: 'Ze namen de 30 zilverstukken. Dat was wat ze de man van het volk van Israël waard vonden.

10. Ze kochten daarmee de akker van de pottenbakker. Dit moest ik zeggen van de Heer God.'

11. Toen werd Jezus naar stadhouder Pilatus gebracht. Pilatus ondervroeg Hem: "Ben Jij de koning van de Joden?" Jezus zei: "U zegt het zelf."

12. De leiders van de priesters en de leiders van het volk vertelden waar ze Hem van beschuldigden. Maar Jezus antwoordde niets.

13. Toen zei Pilatus tegen Hem: "Hoor Je dan niet waar ze Je allemaal van beschuldigen?"