BasisBijbel

Matteüs 26:14-24 BasisBijbel (BB)

14. Toen ging één van de twaalf leerlingen, Judas Iskariot, naar de leiders van de priesters.

15. Hij vroeg: "Wat willen jullie mij betalen? Dan zal ik ervoor zorgen dat jullie Jezus gevangen kunnen nemen." Ze gaven hem 30 zilverstukken.

16. Vanaf dat moment probeerde Judas een moment te vinden om Jezus aan hen uit te leveren.

17. Op de eerste dag van het Feest van de Ongegiste Broden kwamen de leerlingen Jezus vragen: "Waar wilt U de paasmaaltijd eten? Dan gaan we alles klaarmaken."

18. Hij zei: "Ga naar de stad, naar die-en-die. Zeg tegen hem: 'De meester zegt: 'Het is mijn tijd. Ik wil met mijn leerlingen bij jou het Paasfeest vieren.' "

19. De leerlingen deden wat Jezus had gezegd en ze maakten het paaslam klaar.

20. Toen het avond was geworden, ging Hij met de twaalf leerlingen aan tafel.

21. Tijdens de maaltijd zei hij: "Luister goed! Ik zeg jullie dat één van jullie Mij zal verraden."

22. Daar werden ze heel bedroefd over. En ze vroegen Hem om de beurt: "Ben ik dat, Heer?"

23. Hij antwoordde: "De man die tegelijk met Mij [ zijn brood ] in de schotel heeft ingedoopt, die zal Mij verraden.

24. De Mensenzoon zal sterven op de manier die al van tevoren in de Boeken is opgeschreven. Maar het zal slecht aflopen met de man die Hem heeft verraden. Het zou beter voor hem zijn geweest als hij niet was geboren."